Erik Wolthaus De fusie van Valkenburg en Katwijk

Op 1 januari 2006 was de fusie tussen Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg een feit. Deze fusie had de nodige voeten in aarde gehad en heeft niet zonder slag of stoot plaatsgevonden. Met name Rijnsburg en Valkenburg probeerden naarstig hun eigen identiteit te behouden. Het heeft minstens een jaar geduurd voordat het plaatsnaambord “Rijnsburg gemeente Katwijk” aan de Rijnsburgerweg, niet meer wekelijks werd gevandaliseerd, en anno 2012 vraagt men zich nog steeds af of Valkenburg blijft leven als een groot aantal voorzieningen naar Katwijk wordt verplaatst.

Fusie

Wat een groot aantal mensen niet weet is dat dit niet de eerste keer is dat er sprake was van een fusie tussen Katwijk en Valkenburg. Eind mei 1941 viel er bij de gemeente Valkenburg een schrijven van de Gedeputeerde Staten van Zuid Holland op de mat waarin stond vermeldt dat de gemeente Valkenburg in zijn huidige vorm zou worden opgeheven en per 1 oktober 1941 bij Katwijk zou worden gevoegd. Had men bezwaar, dan kon men tot een maand na de dagtekening reageren.

Valkenburgs protest tegen eenwording met Gemeente Katwijk. Genootschap Oud Valkenburg

Protest

De verbijstering bij de Valkenburgers was groot. Zeker gezien het feit dat hier vooraf door de Provincie met hen geen woord over gesproken was. Als argument werd gegeven dat door de oorlogsverwoestingen van mei 1940, Valkenburg tot één van de kleinste en financieel zwakste gemeentes was geworden, en gezien de ligging van het Valkenburgse grondgebied samenvoeging met Katwijk de enige verstandige optie was. De gemeente Valkenburg telde op dat moment 1135 inwoners.

Wie gaat dat betalen?

De gemeente Katwijk onderschreef weliswaar het voorstel van de Gedeputeerde Staten, maar had toch haar bedenkingen. Wat als in de komende jaren de financïele situatie in Valkenburg tot een blok aan het Katwijkse been zou worden? Een oplossing hiervoor werd gezocht in het feit dat Katwijk een over 10-12 jaar aflopende rijksuitkering in het vooruitzicht gesteld zou krijgen. Katwijk zou hierbij tevens de kans krijgen om de oevers van de Rijn verder te industrialiseren. Men greep meteen ook de kans aan om de wens van gebiedsuitbreiding in de richting van Noordwijk en enige grenscorrecties met Rijnsburg kenbaar te maken. Katwijk telde op dat moment 20.000 inwoners en had met het oog op de toekomst dus alle belang bij deze fusie.

Hollandse artillerie

Bakstenen worden zorgvuldig schoongebikt om gebruikt te worden bij de herstelwerkzaamheden.

Bakstenen worden zorgvuldig schoongebikt om gebruikt te worden bij de herstelwerkzaamheden. E. Wolthaus

De gemeenteraad van Valkenburg klom hierop in de pen en haalde in een schrijven naar de Gedeputeerde Staten flink uit naar het fusieplan. Men haalde hierin het historisch belang aan van Valkenburg en het feit dat de oorlogsverwoestingen in de meidagen van 1940 grotendeels door Hollandse beschietingen waren veroorzaakt. Tevens dat men het ten zeerste betreurde dat het Rijk hen tot op dat moment geen enige vorm van financiële compensatie had aangeboden om de gemeente bij te staan in de wederopbouw van het dorp. Aldus besproken in de Valkenburgse raadsvergadering van 26 juni 1941. Dat men toch rekening hield met het feit dat Valkenburg op zou houden te bestaan blijkt uit een gemeentelijk plan van oktober 1941. Hierin werd bepaald welke straten er in het kader van de wederopbouw een andere naam zouden krijgen en omgenummerd zouden worden. Mocht het zo zijn dat Valkenburg bij Katwijk ingelijfd zou worden, dan zou de Middenweg omgedoopt worden in de Burgemeester de Wildestraat. Dit vanwege zijn bewezen diensten tijdens de oorlogsdagen.

…..Buitendien is het algemeen bekend dat, aard en karakter van de inwoners onzer gemeente op niet vele punten met die van Katwijk overeenstemmen.

Burgemeester en wethouders van Valkenburg

Schrijven aan de Gedeputeerde Staten. 26 juni 1941

Anno 2002

Financiële steun zou er nooit komen en ook bleek de Provincie toch vatbaar te zijn voor het collectieve Valkenburgse protest onder leiding van burgemeester de Wilde. Zodoende werd de voorgestelde fusie eind 1941 definitief afgeblazen. Echter in 2002 werd een Katwijkse fusie met Valkenburg weer actueel. Wederom kwam er een fusieverzoek vanuit de overheid. Dezelfde bezwaren staken dan ook de kop weer op. Het Katwijkse SGP raadslid W.J. Vroegindeweij geeft aan tegen te zullen stemmen als het te duur wordt voor de Katwijkse burger. En Rijnsburg en Valkenburg geven nogmaals de voorkeur aan zelfstandigheid. Echter deze maal wordt er vanuit overheidswege geen gehoor gegeven aan de lokale protesten en is er geen ontkomen aan, zodat we vanaf 2006 alsnog kunnen spreken van één gemeente Katwijk.

Huisje, boompje, beestje naar Valkenburg

Bij de mobilisatie van augustus 1939 werd niet alleen het leger gemobiliseerd, maar werd ook onze luchtmacht in de hoogste staat van paraatheid gebracht. Op het vliegveld Bergen in Noord Holland zijn een jachtgroep en een verkenningsgroep van het 1e Luchtvaartregiment gestationeerd.

Mei 1940

In de vroege morgen van 10 mei 1940 wordt de jachtgroep, die al klaar stond met draaiende motoren, overvallen door een Duits bombardement. Hierbij worden zo goed als alle vliegtuigen vernietigd of zwaar beschadigd. De Fokker CX’s van de strategische verkenningsgroep 1-I-1 Lv R. waren echter zo goed gecamoufleerd en dusdanig verspreid over het terrein opgesteld dat hun materiaal vrijwel onbeschadigd uit de strijd komt.

Op verkenning

De vliegers van 1-I-1 Lv R. wachten hierna op bevelen. Deze komen al snel in de vorm van twee opdrachten. De vliegvelden Waalhaven en Valkenburg moeten worden gebombardeerd. De hoofdtaak van de groep is verkenning, maar nu bommenwerpers hard nodig zijn, en de Fokker CX ook uitgerust kan worden met bommen, werd er besloten om hen in dit geval in te zetten als bommenwerper.

Koers naar Valkenburg

Drie Fokker CX’s zullen naar Valkenburg gaan en twee naar Rotterdam. Bescherming van jagers is niet mogelijk, de jachtgroep op eigen terrein is uitgeschakeld en elders zijn er geen beschikbaar. Er zit dus niets anders op dan onbeschermd op weg te gaan. De opdrachten worden in het kort besproken, er zal op 2500 meter in wijd verband worden gevlogen. De vliegroutes worden bepaald en dan begeven de bemanningen zich naar hun machines. De Fokker CX is weliswaar een bruikbaar toestel, maar hopeloos verouderd. De vliegers weten dat als ze onderweg een Duitse Me109 tegenkomen, ze geen schijn van kans hebben tegen dit moderne en vele malen snellere toestel.

Laag vliegen

De twee Fokkers bestemd voor Valkenburg weten het vliegveld nagenoeg onopgemerkt te bereiken, en werpen hun bommen af. Op het veld staan overal Duitse Ju52 transportvliegtuigen verspreid. Weggezakt in de drassige grond kunnen zijn niet meer opstijgen en zijn dus een makkelijke prooi voor de Nederlandse vliegers. Grote rookzuilen stijgen op en naar schatting worden vijf á zes toestellen geraakt. Na het bombardement duiken de CX’s omlaag en zoeken afzonderlijk van elkaar hun weg naar huis. Duitse toestellen krijgen hen uiteindelijk toch in de gaten en zetten onmiddellijk de achtervolging in. Door heel laag te gaan vliegen en gebruikt te maken van de kleur van hun machine tegen donkergetinte grond weten ze toch aan hun achtervolgers te ontsnappen. Op de terugweg wordt er een aantal Duitse Ju52’s, die een noodlanding op het strand hebben moeten maken, aangevallen. Twee van hen worden hierbij in brand geschoten.

Het interieur van een door oorlogshandelingen beschadigde hangar op Valkenburg.

Het interieur van een door oorlogshandelingen beschadigde hangar op Valkenburg. E. Wolthaus

Een geschikte tactiek

Terug op vliegveld Bergen worden de ervaringen van de vliegers besproken. Tegen een Duitse jager kon men met een verkenningstoestel weinig uithalen, maar laag vliegen kon wel een uitkomst bieden. Het zogenaamde “huisje, boompje, beestje vliegen” was hierbij een uitermate geschikte tactiek. Vlakbij het doel klimmen naar driehonderd meter, je bommen afwerpen en dan in duikvlucht weer naar beneden en proberen om op tien meter hoogte je basis weer te bereiken. En niet over strand vliegen want dan stak je te veel af tegen de lichte ondergrond!

Verkenningsfoto’s

Diezelfde dag ontvangt de III Verkenningsgroep van het 2e Luchtvaartregiment, dat gestationeerd is op vliegveld Hilversum, eveneens de opdracht om koers te zetten naar Valkenburg. Het betreft een kleine bomaanval met één Fokker CX op het vliegveld. Ondanks de bescheiden aard van de aanval gaan er toch een aantal Duitse Ju52 transportvliegtuigen in vlammen op. Wederom succes voor de Nederlandse luchtmacht! Tenslotte wordt er later die dag nog een opdracht ontvangen om de situatie omtrent het vliegveld verder in kaart te brengen en luchtfoto’s te maken. Twee Fokker CX’s worden er op uitgestuurd, en bereiken betrekkelijk gemakkelijk het vliegveld. Waar de waarnemers er in slagen de benodigde foto’s te nemen. Wanneer ze net klaar zijn worden ze ontdekt door een aantal Duitse ME109’s, en raken hiermee in gevecht. Gelukkig weten ze hun belagers af te schudden en komen veilig met hun fotomateriaal terug op vliegveld Hilversum.

V-Männer in Katwijk ?

In Mei 1940 werd Nederland totaal overrompeld door de Duitse inval. Slechts na vijf dagen moest men de ongelijke strijd opgeven. Meteen na de capitulatie kwam de geruchtenstroom op gang over in Nederland woonachtige Duitsers die een rol zouden hebben gespeeld in het doorspelen van informatie aan de bezetter. Aan de hand van deze info zouden de Duitsers op de hoogte zijn gebracht over zaken als de beweging van de Nederlandse troepen en de sterkte van onze verdedigingswerken.

Abwehr

Deze spionnen waren in dienst van de Abwehr, de Duitse inlichtingendienst, en werden V-Männer genoemd. De Abwehr, oorspronkelijk opgericht in 1866, werd sterk uitgebreid na de succesvolle rol die de dienst speelde tijdens de Frans – Duitse oorlog. Na de capitulatie van Duitsland op het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de dienst ontbonden, maar toen Duitsland in 1921 toestemming kreeg om weer een klein leger op te bouwen werd deze dienst al snel opnieuw opgericht. Men had als taak informatie te vergaren in binnen- en buitenland, op zowel industrieel als militair gebied.

‘Roberti’

Ook in Katwijk waren er hardnekkige geruchten over mensen die betrokken zouden zijn bij spionage praktijken van de Abwehr, één van hen van Robert Bröcker.  Bröcker werd geboren op 24 september 1909 als zoon van Bernard Bröcker en Olga Frieda Maria Klein. Het gezin Bröcker was woonachtig in Duisburg, in de Duitse deelstaat Noordrijn – Westfalen. Robert Bröcker was als jonge man naar Katwijk gekomen en was kapper van beroep. In de Katwijkse volksmond was hij beter bekend als ‘ Roberti de Duitse kapper ’.

Hij kreeg kennis aan Antonia Laurentia Cornelia Boon uit Noordwijk en trouwde met haar. Een woning aan de Varkevisserstraat werd betrokken en het stel kreeg samen drie kinderen. Naast zijn werk als kapper was hij ook actief bij de Luftschutz Warndienst Holland, de Duitse variant van de Luchtbescherming. De L.S.W. viel onder de Duitse Ordnungs Polizei en was de observatiedienst tegen luchtaanvallen. Inmiddels gingen de roddels dat hij dienstgenomen zou hebben bij de Gestapo. Hij reed in ieder geval rond in een luxe auto die niet in overeenstemming was met het loon dat een kapper in die tijd verdiende.

Ongeneeselijk ziek

De overlijdensadvertentie van Robert Bröcker.

De overlijdensadvertentie van Robert Bröcker. E. Wolthaus

Echter na een reis naar Duitsland kwam hij ziek terug, er was keeltering bij hem geconstateerd en hij werd voor behandeling opgenomen worden in het St. Elisabeth ziekenhuis in Leiden. Keeltering was een vorm van TBC waarbij het strottenhoofd en omgeving geïnfecteerd raakt en afsterft. Voorzien van het H.H. Sacramenten der Stervenden komt hij uiteindelijk op 31 augustus 1942 in het St. Elisabeth ziekenhuis te overlijden, hij is dan 32 jaar oud.

Het fascistische orgaan “ het Nationale dagblad voor het Nederlandsche volk ” maakt hier in de vorm van een overlijdensadvertentie, op 2 september 1942, melding van. Zijn begrafenis gaat in Katwijk niet onopgemerkt voorbij. Op donderdagmorgen 3 September om 10 uur vindt de uitvaartdienst voor Bröcker plaats in de parochiekerk van de H. J. de Dooper in Katwijk aan den Rijn. Zijn lichaam wordt echter niet bijgezet op het nabijgelegen RK kerkhof, maar wordt begraven op de Algemene begraafplaats in Katwijk aan Zee.

Een katholiek begraven in Katwijk aan Zee was in de die tijd hoogst ongebruikelijk en dus het gesprek van de dag. De teraardebestelling van Bröcker wordt bijgewoond door een grote delegatie van de NSB. Bij het laten zakken van de kist wordt er een luid Houzee gescandeerd over de begraafplaats aan de Zuidstraat .

Moge onze Heer Jezus Christus door deze heilige zalving en door Zijn liefdevolle barmhartigheid u bijstaan met de genade van Zijn Heilige Geest Moge Hij u van zonden bevrijden, u heil brengen en verlichting geven.

H.H. Sacramenten der Stervenden

De feiten

Wat de werkelijk rol van Robert Bröcker voor en tijdens de oorlog is geweest is niet duidelijk. De details zullen nooit openbaar worden. We mogen aannemen dat er in het kader van de Nederlandse kustverdediging en de aanwezigheid van vliegveld Valkenburg ook in Katwijk, zogenaamde V-Männer, actief zijn geweest bij het doorspelen van informatie naar Duitse inlichtingendiensten.

De registratie van het overlijden van Robert Bröcker als lid van de L.W.S. Bundesarchiv

Atie Visser, spelen voor eigen rechter

Er wordt aangebeld bij de woning van ir. Felix Guljé, aan de van Slingelandtlaan in Leiden. Het is tien uur s’avonds op 1 maart 1946 en in het donker staat een jonge vrouw die aan Guljés echtgenote vraagt of ze hem kan spreken. Ze heeft een brief voor hem die ze graag persoonlijk wil overhandigen. Mevrouw Guljé roept nietsvermoedend haar man en hoort even later een oorverdovende knal. Ze rent naar de deur en vindt haar man neergeschoten in de gang.

Liquidatie

Deze koelbloedige liquidatie zou jarenlang onopgelost blijven. Pas in 2011 bekende de toen 96-jarige Atie Ridder-Visser dat zij de ingenieur destijds had gedood omdat hij gecollaboreerd zou hebben met de bezetter. Achteraf bleek dat Guljé een dubbelrol zou hebben gespeeld waarbij hij ook verzetsactiviteiten uitvoerde.

KP Marinus Post

Gerarda Alida Visser, geboren in Rotterdam op 23 juli 1914, werkte als stenotypiste bij Lever’s zeep in Rotterdam. Vanwege het schrijnend gebrek aan grondstoffen konden veel producten niet meer gemaakt worden. Atie deed de hele dag dan ook niet veel anders dan het overtypen van artikelen uit illegale krantjes om deze dan weer bij diverse adressen in de stad te verspreiden. In het voorjaar van 1944 was ze op 29 jarige leeftijd toegetreden tot de knokploeg van Marinus Post. In de eerste instantie als koerierster maar ook begon ze al snel deel te nemen aan de overvallen op distributiekantoren.

Karin

Atie in haar functie van arrestatiecommandant in Rijnsburg, rechts van haar Ds Henk Post.

Atie in haar functie van arrestatiecommandant in Rijnsburg, rechts van haar Ds Henk Post. Genootschap Oud Rijnsburg

De KP Marinus Post had in die periode zijn standplaats in Leiden en Rijnsburg. Atie had inmiddels de schuilnaam Karin aangenomen en zat ondergedoken in Leiden bij Lies en Daan Verpoorte. De katwijker Herman Lugthart was in die periode ook lid van de KP. Na het sneuvelen van Pieter Maaskant bij de overval op het gemeentehuis van Katwijk aan Zee was hij Marinus z’n zesde man geworden. Atie pendelde heen en weer tussen Rijnsburg en Leiden, bracht pakketjes en boodschappen van Dr. van der Laan en Ds Henk Post naar Marinus. Ook was zij verantwoordelijk voor het transport van wapens die gebruikt werden bij de overvallen van de KP. Op 20 oktober 1944 wordt Marinus gearresteerd bij een liquidatiepoging in Amsterdam en op 17 november van dat jaar gefusillieerd in Alkmaar. De KP valt daarop uiteen, een gedeelte duikt onder in het oosten van het land. Atie blijft in Leiden.

Rijnsburg

Na de oorlog, medio mei 1945, was Atie werkzaam als arrestatiecommandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten in Rijnsburg. In een klein gebouwtje naast de Wilhelminaschool had de BS haar kantoor. Het hokje bevatte alleen een keukentafeltje met een adressenbak en een schrijfmachine erop, en vier stoelen. Er waren in Rijnsburg de nodige arrestaties verricht en daarbij kwamen haar vaardigheden als stenotypiste goed van pas. Arrestatierapporten moesten worden uitgetikt op het weinige papier wat beschikbaar was.

P.O.D.

Hierna vertrok Atie naar Leiden om en nam dienst bij bij de Politieke Opsporingsdienst in Leiden. Deze dienst, gevestigd in de Doelenkazerne, was belast met het opsporen en arresteren van collaborateurs, NSB-ers en zwarthandelaren. De voormalige KP leider Dick Spoor, die na de dood van Marinus in 1944 de leiding over de groep had overgenomen, vertelde Atie over de tolbrug tussen Oegstgeest en Warmond die door het verzet was gesaboteerd, maar door het bedrijf van Felix Guljé zou zijn gerepareerd. Besloten werd deze Guljé alsnog te liquideren. Toen ze in het dossier van Guljé keek was dat echter leeg. Desondanks werd de liquidatie toch uitgevoerd, met hulp van Spoor en een derde persoon.

Hij was een collaborateur en het herbouwen van die brug was landverraad. Hij had na de oorlog een paar maanden vastgezeten in een interneringskamp voor foute Nederlanders, maar was weer vrijgelaten. Daar was iedereen uit het voormalig verzet razend over, ik ook. En ik werd steeds bozer. Langzaam groeide het plan hem om te brengen.

Atie Visser

Trouw – 23 augustus 2014

Het legitimatiebewijs van het lidmaatschap van de Nederlandse Knokploegen. P. Lughthart

Bekentenis

In 1947 vertrok Atie naar Nederlands Indië en ontmoette daar haar toekomstige echtgenoot, Herman Ridder, met wie ze trouwde en enkele jaren mee terugkeerde naar Holland. Na jaren in de anonimiteit was ze in 2011 weer landelijk nieuws. In een brief aan de burgmeester Lenferink van Leiden had ze, vanwege wroeging over haar daad, de moord op Guljé alsnog opgebiecht. De moord was al verjaard dus ze werd niet vervolgd en hoefde ook haar, in 1982 ontvangen Verzetsherdenkingskruis, niet in te leveren. Spijt van haar daad heeft ze nooit gehad. Atie Ridder-Visser overleed op 20 augustus 2014 op honderdjarige leeftijd.

Hoe had ik het kunnen weten? Ik was er toen van overtuigd dat ik het goede deed.

Atie Visser

Trouw – 23 augustus 2014

D’r zit een goeie onder de toren !

Veldwachter van Veen haast zich in het donker naar het huis van Dr. van der Laan aan het Rijnsburgse Rapenburg. Hij klopt aan en wordt binnengelaten. Naast Edzard van der Laan treft hij in het doktershuis ook Dominee Henk Post en diens broer Johannes aan. Van Veen zegt tegen het drietal “D’r zit een goeie onder de toren en die moet er direct uit!” Hier is de sleutel, die moet ik over een half uur weer terughebben.

Verzetsgroep Rijnsburg

Die “goeie onder de toren” was Nicolaas Bleichrodt, eigenaar van een textiel en fourniturenwinkel aan de Vliet ZZ in Rijnsburg. Net als de de overige leden van de Rijnsburgse verzetsgroep van lieverlee in allerlei verzetsactiviteiten gerold. Een samenloop van omstandigheden die hoofdzakelijk werd gevoed door de samenwerking Dr. Edzard van der Laan en Ds. Henk Post, broer van Johannes en Marinus die beiden landelijk opererend met hun eigen KP, frequente bezoekers van Rijnsburg waren. Er werden bonkaarten en persoonsbewijzen vervalst, onderduikers ondergebracht en illegale krantjes gedrukt. Dat het een keer fout zou kunnen gaan wist Bleichrodt eigenlijk wel, maar daarvoor had hij een keurig plan uitgedacht. Als de Duitsers voor de deur zouden staan, dan zou hij snel aan de achterkant van het huis uit het raam springen en door het land naar Dr. Van der Laan of dominee Post vluchten.

Arrestatie

Nicolaas Bleichrodt, lid van de Rijnsburgse verzetsgroep.

Nicolaas Bleichrodt, lid van de Rijnsburgse verzetsgroep. H. Bleichrodt

Op 27 april 1944 wordt er ’s avonds plotseling hard op de deur van de winkel gebonst en geschreeuwt in het Duits. Bleichrodt weet dat het zover is, ze komen hem halen. Hij rent naar achteren om uit het raam te springen maar ziet tot zijn ontzetting allemaal Duitse soldaten over de schutting kijken. Hilde Bleichrodt staat net de Duitse commandant te vertellen op zijn vraag; “Wo ist Ihr Mann”, dat zij hem al geen tijden gezien heeft, als ze tot haar verbazing haar man aan ziet komen en zegt quasi-verbaasd, “Wat doe jij hier?” Op haar beurt niet wetende dat het hele huis al omsingeld was. De Duitser vraagt op zijn beurt “Ist dass Ihr Mann? … Und Sie haben gesagt das er nicht da war”. Waarop Bleichrodt boos antwoordt “Wir verraten einander nicht, Wir sind keine Deutschen!”.

In de cel

Nicolaas Bleichrodt wordt vervolgens door de Duitsers meegenomen en brengen hem naar de cel onder de toren van het NH kerk. Hij wordt daar overgedragen aan veldwachter Van Veen die hem geboeid in de cel zet. Zijn veters worden uit zijn schoenen gehaald en hij moet zijn riem afdoen. Hij probeert nog op Van Veen in te praten maar die geeft geen gehoor. De veldwachter zegt tegen een jonge agent; “Denk erom dat je goed op hem past, ik moet nog even weg”. Het Duitse arrestatiecommando is inmiddels richting Katwijk vertrokken om nog een aantal mensen te arresteren. Veldwachter van Veen krijgt te horen dat ze op terugweg Bleichrodt weer op zouden komen halen.

Nico Bleichrodt (rechts) en zijn 'bevrijder' Edzard van der Laan (links) na de oorlog.

Nico Bleichrodt (rechts) en zijn ‘bevrijder’ Edzard van der Laan (links) na de oorlog. H. Bleichrodt

Bevrijd

Inmiddels hebben Van der Laan en de gebroeders Post zich met de sleutel van de cel binnengelaten en de jonge agent die Bleichrodt moest bewaken een flinke klap op zijn hoofd gegeven. De goede man wordt vervolgens vastgebonden en Bleichrodt wordt door het drietal weer uit de cel gehaald. Als de Duitsers weer terugkomen om Bleichrodt op te halen vinden ze niets meer dan een lege cel en een toegetakelde agent. Nicolaas Bleichrodt heeft diezelfde nacht in aller ijl zijn spullen gepakt en is naar familie in Baarn vertrokken om daar onder te duiken. Zijn vrouw Hilde is eveneens die nacht met spoed vertrokken, Van hun drie kinderen ging Freek naar Ds van der Loo, Jaap ging naar Fie en Gerrie Schoneveld en Nico bleef bij zijn moeder. Bleichrodt keert tijdens de duur van de oorlog nog slechts éénmaal terug naar Rijnsburg. Dit is om de doop van zijn zoon Johannes bij te wonen. Na de plechtigheid verdwijnt hij echter weer zo snel als hij was verschenen.

De dagboekjes van Gerrit van Delft

De geboorte van Prinses Beatrix en de Duitse inval op 10 mei 1940 zijn allemaal belangrijke gebeurtenissen in het jonge leven van Gerrit van Delft. Dusdanig belangrijk dat hij ze als kleine jongen vastlegt in een serie dagboekjes. Zijn cijfers op school, cadeaus die hij krijgt voor zijn verjaardag en zijn avonturen met vriendjes, alles legt hij minutieus vast in deze dagboekjes.

Naar school

Geboren in 1932 als eerste zoon in het gezin Van Delft brengt Gerrit onbezorgde eerste levensjaren door in de Burgemeester Meijboomstraat 7. Vader Van Delft zit in de bloemen en gaat dagelijks naar Den Haag om daar zijn waar aan de man te brengen. In 1937 krijgt kleine Gerrit er een zusje bij en is hij niet meer een jongetje alleen. Als goed Gereformeerd gezin wordt er op zondag niet gefietst en gaat men twee keer per dag naar de kerk. In 1939 gaat jonge Gerrit op bijna 7 jarige leeftijd voor het eerst naar de lagere school. Zijn moeder heeft hem dan al leren lezen en schrijven. Hij komt op de Julianaschool in de Hofstraat terecht. Echter als de Mobilisatie wordt afgekondigd en de Julianaschool wordt gevorderd door het Nederlandse leger worden de leerlingen verplaatst naar de Smidstraatschool.

Het gezin Van Delft in 1942.

Het gezin Van Delft in 1942. G. van Delft

Oorlog

De eerst kennismaking van Gerrit met de oorlog is op 10 mei 1940 als hij s’ochtends vroeg gewekt wordt door het lawaai van laag overvliegende vliegtuigen. Hij loopt van de Burgemeester Meijboomstraat naar de Kanaalstraat waar onderwijzer Van de Veen woont. Die weet hem te vertellen dat het Duitse vliegtuigen zijn. De hele familie komt bij elkaar in afwachting wat er zal gaan komen. Opa en Oma wonen op de Voorhouterweg en daar komt iedereen samen. In de woonkamer worden matrassen neergelegd en zo worden de eerste oorlogsdagen doorgebracht. Bij een bezoek aan de familie Glasbergen in het Moleneind hoort hij dat Soldaat Dirk van Delft is gesneuveld bij de gevechten in de Zanderij.

Verhuizen

In 1942 verhuisd het gezin naar de Voorhouterweg 21. Dit was weliswaar van een nieuwbouwhuis naar een aanzienlijk ouder huis, maar Vader Van Delft wist dat er achter de Voorhouterweg landbouwgrond lag en kassen stonden en zag hier meer mogelijkheden dan in de Burgemeester Meijboomstraat om zijn bloemenhandel uit te breiden. Van een huis met een badkamer met een bad naar een huis met een plee en een beerput aan de achterzijde van het huis. Dat was wel even wennen.

Onderduiker in het gezin

Het is 1943 als Dr. Edzard Van der Laan op een dag voor de deur staat met de vraag of het gezin Van Delft een onderduiker in huis kan nemen. Als Dr. Van der Laan iets vroeg dan werd dit in de regel niet geweigerd en dus kwam er een jongeman bij het gezin Van Delft in huis. Hij heette Ad Versney en was een 20 jarige student journalistiek uit Leiden die geweigerd had om de loyaliteits verklaring te tekenen. Studenten moesten beloven dat ze zich zouden ‘onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk enzovoort gerichte handeling’. De belofte moest schriftelijk worden gedaan, door een verklaring te tekenen. Mannelijke studenten die niet tekenden, werden werkloos, en zouden opgeroepen worden voor de Arbeitseinsatz.

Student in spé?

Het feit dat Versney een student was en tien jaar ouder was dan hem maakte op Gerrit een grote indruk op. Versney vertelde hem van alles over de oorlog en spoorde hem aan om zijn belevenissen vast te leggen in een dagboekje. Leergierig als Gerrit was zag Versney in hem de potentie om ook te gaan studeren en stimuleerde dit dan ook. In huize Van Delft was men goed op de hoogte van het verloop van de oorlog, het illegale krantje Trouw werd gelezen en Versney, handig als hij was met elektronica, had een zelfgebouwd ontvangertje in elkaar geknutseld. De berichten die via Radio Oranje doorkwamen werden door Gerrit nauwkeurig vastgelegd in zijn dagboekje.

De onderduiker die iedereen kende

Ad Versney was in Rijnsburg merkwaardig genoeg de onderduiker die iedereen kende. Hij had nogal een uitbundig karakter en was ook werkzaam bij de gaarkeuken. Daar hield hij de administratie bij en bracht bij tijd en wijlen lekkere soep mee voor zijn onderduikfamilie. Versney die van katholieke afkomst was past zich naadloos aan aan de Gereformeerde levensovertuiging van het gezin Van Delft. Hij zit achter het orgel, speelt psalmen en wordt uiteindelijk zelfs verliefd op Gereformeerd meisje, Hennie Ravensbergen genaamd. In 1944 komt er weer gezinsuitbreiding en krijgt Gerrit er nog een zusje bij.

Hongerwinter

Één van de dagboekjes van Gerrit Van Delft.

Één van de dagboekjes van Gerrit Van Delft. E. Wolthaus

Vanuit een basisschool uit Rijnsburg kon je niet verder doorstromen naar een voorgezette opleiding, daarom gaat Gerrit na vier jaar naar de Stadsschool aan de Hooglandse Kerkgracht in Leiden. Dit was een vooropleiding voor HBS en Gymnasium en duurde tot 1945, daarna ging hij naar de middelbare school. Heel vaak in de oorlog kon hij niet naar school, hij had alleen een fiets met houten banden en soms was het gewoon te slecht weer om naar Leiden te gaan. Ook was er in de winter geen of nauwelijks verwarming in de lokalen. Eind 1944 was Leiden tevens het toneel van geallieerde luchtaanvallen om het transport van V1 raketten te verhinderen. In  het laatste schooljaar kwam hoofdonderwijzer Meester Meijer helemaal uit Leiden naar Rijnsburg om aan een aantal jongens les te geven. Dit vond plaats in een speciaal daarvoor ingerichte kamer in het het huis van de familie Noort aan de Vliet Zuidzijde nr. 5. Meijer bleef dan tussen de middag eten en kreeg dan tevens groente en andere levensmiddelen mee voor thuis.

Ik heb eigenlijk niet zo veel nare dingen in de oorlog meegemaakt. Ik leefde mijn leven, mijn vader ging naar zijn werk en we hadden het toch redelijk goed. Ik heb een warme harmonieuze jeugd gehad.

Gerrit Van Delft

Mei 2015

Na de oorlog

Na de bevrijding van Zuid Nederland weet Versney, avontuurlijk als hij is, langs de vijandelijke linies te komen en verblijft enkele maanden in Brabant. Gerrit vindt het vreselijk als zijn grote vriend en mentor vertrekt. Na de bevrijding komt hij uiteindelijk toch weer terug naar Rijnsburg. Gerrit gaat vervolgens naar het gymnasium. In de eerste instantie om dominee te worden, want dat was het hoogst bereikbare destijds in Rijnsburg. Totdat in zijn vierde jaar Dr. Van der Laan, zelf domineeszoon, tegen hem zegt: “Jongen, dominee is chronische armoede, je kunt beter dokter worden!”. Gerrit neemt dit ter harte en besluit tenslotte om arts te worden.

Oberst Kurt Heyser en I.R.47

Een naam onomstotelijk verbonden met de Duitse aanval op het vliegveld Valkenburg is die van Oberst Kurt Heyser. Onder het bevel van Gen. Lt. Graf Hans von Sponeck had hij de leiding over I.R.47 die op de 10e mei 1940 de opdracht hadden het vliegveld te bezetten.

Naar Valkenburg

Het plan was om met 53 JU-52 transportoestellen om 03:50 vanaf vliegveld Lippstadt te vertrekken om vervolgens om 05:20 op Valkenburg te landen. Na de landing op het nog in aanleg zijnde veld werden de eenheden van het I.R. 47 al snel door de Hollanders van het vliegveld verdreven en gedwongen om zich richting het dorp Valkenburg te begeven.

Oberst Kurt Heyser. E. Wolthaus

Fahnenjunker

Kurt Heyser wordt geboren op 21 augustus 1894 in de Duitse deelstaat Nedersaksen. In september 1913 neemt hij als 19 jarige dienst als onderofficier in het Duitse leger. Zijn promotie tot Luitenant volgt op 6 augustus 1914. Na de Duitse capitulatie in 1918 neemt Heyser op 1 november 1919 dienst bij de Sicherheits Polizei in het Noord Duitse Bremen. In oktober 1935 wordt deze dienst ondergebracht bij de Wehrmacht. Heyser krijgt als Majoor het bevel over het 1ste bataljon van de 47ste Infanterie Regiment.

Een feldpostbrief van een jonge Kurt Heyser uit zijn tijd als Fahnenjunker, gedateerd op 18 juli 1915. E. Wolthaus

Verdreven van het vliegveld

Nadat de Duitsers het vliegveld aan de Hollanders op hadden moeten geven, werd door de staf van Heyser een commandopost en lazaret ingericht in de boerderij van Willem van Egmond aan de Achterweg 11 in Valkenburg. Heyser ontving hier op tweede Pinksterdag, maandag 13 mei, burgemeester De Wilde. Die kwam zich beklagen over de oorlogsschade aan zijn huis en het bedreigen van burgers door Duitse soldaten. Heyser gaf aan dat hij de handelswijze van zijn mannen ten zeerste afkeurde en beloofde maatregelen te nemen.

De Wilde deed daarop het verzoek aan Heyser om de vrouwen, kinderen en gewonden te mogen evacueren uit het dorp. Hij zou hiervoor ook een beroep doen op de Hollandse commandant in Katwijk. “Heeft u nog te eten” werd hem vervolgens door de Duitsers gevraagd. Toen het antwoord nee betrof kreeg De Wilde twee flessen melk mee en werd weer terug naar het dorp gestuurd.

Gewond en in het nauw

Heyser, die het gelukt was om levend uit zijn JU-52 transportvliegtuig te komen, raakt op 13 mei gewond aan zijn rechterschouder en is vervolgens gedwongen om zijn arm in een mitella te dragen. Hollandse artillerie nam hoeve Zonneveld onder vuur waarbij Heyser gewond raakte en niet langer in staat is om het bevel te blijven voeren over I.R. 47.

Majoor dr. H. Aicholz neemt het bevel van hem over. Heyser is inmiddels van alle kanten volledig ingesloten en raakt in de dag die volgt steeds verder in het nauw gedreven. Totdat tenslotte het nieuws van de Nederlandse capitulatie bekend wordt en de omsingelde Duitsers in Valkenburg uit hun benarde positie bevrijdt worden. Op 16 mei 1940 is hij voldoende hersteld van zijn verwondingen om op de stoep van Hotel Restaurant de Zwaan een overwinningsparade bij te wonen waarbij de eenheden van I.R. 47 over de boulevard van Katwijk aan Zee marcheren.

Oberst Kurt Heyser, hier links afgebeeld met één van zijn officieren in Hotel Restaurant de Zwaan aan de Katwijkse boulevard.

Oberst Kurt Heyser, hier links afgebeeld met één van zijn officieren in Hotel Restaurant de Zwaan aan de Katwijkse boulevard.

Onderscheiden

Oberst Kurt Heyser zal voor zijn verdiensten in de meidagen op 26 mei 1940 het Ridderkruis ontvangen. Heyser zal tot juli 1941 het bevel blijven voeren over I.R. 47. Op 1 augustus 1943 wordt hij tot Generaal Majoor bevorderd en voert tot aan de Duitse overgave in mei 1945 diverse commando’s. Hierna verdwijnt hij tot juli 1947 in krijgsgevangenschap. Op 20 april 1974 komt Kurt Heyser op 79 jarige leeftijd in Bremen te overlijden en wordt begraven op Friedhof Rensberg aldaar.

De gevechten rond de Albertushof

In de gevel zitten granaatinslagen zo groot als een vuist, het interieur is kapotgeschoten en het meubilair ligt overal verspreid. Hotel Restaurant de Albertushof, op de kruising Wassenaarseweg en Ruigelaan,  is na vijf dagen gevechten veranderd in een puinhoop.

Thee met gebak

De locatie aan de Katwijkseweg 33 had al vanaf begin vorige eeuw een horecabestemming. Na het afbranden van inrij cafe De Rusthoek in september 1934 liet Albertus Rietkerk, de naar zichzelf vernoemde, Albertushof bouwen. Een luxueus Hotel-Cafe-Restaurant met een rieten dak omringd door uitgestrekte gazons waar men kon genieten van een kopje thee met gebak. Deze oase van rust gelegen in de weilanden tussen Katwijk en Wassenaar veranderde tijdens de meidagen in een heksenketel van dood en verderf.

Bezet

Reeds op de eerste oorlogsdag werd de Albertushof bezet door Duitse luchtlandingstroepen die ten zuiden van het vliegveld Valkenburg een noodlanding hadden gemaakt. Ondanks verwoede zuiveringspogingen van de Hollanders wisten de Duitsers deze positie tot aan de capitulatie met succes te behouden.

Een vooroorlogse luchtfoto, met rechts de Albertushof.

Een vooroorlogse luchtfoto, met rechts de Albertushof. G. Russchenberg

Na eerst de focus te hebben gelegd op het vliegveld en het dorp Valkenburg werd op 11 mei 1940 de eerste gerichte aanval op de Albertushof ingezet. Onder leiding van Majoor Mallickrodt werd er na een zware artillerie beschieting door drie bataljons infanterie een poging gedaan om de Albertushof te veroveren op de Duitsers. Behoedzaam door het duingebied bewegend, begaven zich eenheden van I-1 R.I, 1-4 R.l. en II-9R.I zich naar de zwaar verdedigde Albertushof.

De aanval werd door de Duitsers met succes afgeslagen en 1-4 R.l. en II-9R.I werden gedwongen om terug te trekken. Van I-1 R.I blijft vrijwel niets over, de ene helft sneuveld en de andere helft wordt gevangen genomen. Een van de soldaten die bij de aanval op 11 mei het leven laat is de 26 jarige dienstplichtig soldaat Lukas Bosman. Afkomstig uit het Drentse Beilen is hij ingedeeld bij de mitrailleursectie van I-1RI. Hij wordt ter plekke begraven en eind mei herbegraven in zijn woonplaats.

Het lange Duin

Al snel na het begin van de Duitse inval werd een tijdelijke begraafplaats aangelegd op het terrein van het Wassenaarse landgoed ‘Ter Veken’, gesticht door de familie Van Schelle. Een aantal militairen werd in de eerste oorlogsdagen meteen op deze begraafplaats, genaamd ‘Het Lange Duin’, begraven. Langs de Wassenaarse Slag vonden vierentwintig militairen een eerste laatste rustplaats, twee werden bij de Albertushof aan de Katwijkseweg begraven en één kreeg eerst een tijdelijk graf in de duinen bij hotel ‘Duinoord’. Ze werden echter allen al vrij snel overgebracht naar ‘Het Lange Duin’.

De Albertushof met op de voorgrond de witte lakens bestemd als baken voor de Luftwaffe.

De Albertushof met op de voorgrond de witte lakens bestemd als baken voor de Luftwaffe. E. Wolthaus

Na de aanval viel een aantal Hollandse zware mitrailleurs en pantserafweergeschut in Duitse handen. Deze werden vervolgens langs de lijn Duinrell – Albertushof – Rijksdorp in stelling gebracht. Ook de Albertushof zelf werd door de Duitsers gefortificeerd met het buitgemaakte materieel.  Voor de bezetter was het zaak dat er zo snel mogelijk bevoorrading plaats zou vinden. Omsingeld door Nederlandse troepen en niet wetende hoelang het beleg zou nog duren werden de witte lakens van de tafels en de hotelbedden in de vorm van een hakenkruis buiten in het gras gelegd. Dit moest dienen als baken voor de He 111 bevoorradingsvliegtuigen van de Duitse Luftwaffe.

Vruchteloze poging

In de dagen die daarop volgden werden er nogmaals een aantal pogingen gedaan om de Albertushof op de Duitsers te heroveren en de Hollandse krijgsgevangenen te bevrijden. Het personeel van II-9 R.I. werd erop uitgestuurd om iets van het verloren materieel te terug te halen. Men slaagde erin om het één en ander te verzamelen, maar bij de terugkeer naar de Hollandse linies werd de patrouille aangevallen en genadeloos uit elkaar geslagen.

De volgende actie tegen de Duitse troepen in de Albertushof stond gepland in de vroege morgen van 13 mei. Om half vier in de ochtend had een sectie van III-6 R.A. 57 brisantgranaten op de Albertushof afgeschoten zodat 4-RI het gebied kon zuiveren van vijandelijke troepen en contact leggen met eigen eenheden ten noordwesten van Wassenaar. In werkelijkheid werd de Albertushof slechts door één granaat geraakt. Deze veroorzaakte dusdanig veel stof zodat men onder de impressie was dat het gebouw in brand was geschoten. De Nederlandse troepen zouden de Albertushof uiteindelijk niet meer in hun bezit krijgen. Vlak voor de laatste poging kwam het verpletterende bericht van de capitulatie.

Een Duitse mitrailleurstelling in de lijn Duinrell – Albertushof - Rijksdorp

Een Duitse mitrailleurstelling in de lijn Duinrell – Albertushof – Rijksdorp E. Wolthaus

Hotel Wassenaar

De Albertushof raakte in de meidagen zwaar beschadigd maar werd volledig hersteld tot horeca gelegenheid. Na de oorlog kreeg het etablissement de naam Le Chalet en vervolgens Dutch Inn. Onder die laatste naam brandde het in maart 1960 af. Na vele jaren braak gelegen te hebben werd  op de plaats waar eens de Albertushof stond in 1984 Hotel Wassenaar gebouwd.

 

Die heb je zeker van de H.A.R.K. ?

Tijdens de oorlog kwamen er een groot aantal hulpacties voor en door de Nederlandse bevolking op gang. Sommigen waren lokaal, anderen waren landelijk georganiseerd. Één van deze acties was de Hulpactie Roode Kruis, afgekort H.A.R.K.  Door middel van lokale comités werden er initiatieven op poten gezet om de nood in eigen of andere gemeenten te ledigen.

Hulp vanuit Rijnsburg

In Rijnsburg was er ook een afdeling van de H.A.R.K.  Deze werd gevormd door de bestuursleden; J. Heemskerk, C. Paauw, J. van Schooten, A.D. den Haan, J. van der Meij en T. Kralt. Nadat de gemeentes en Vlijmen en Nieuwkuijk in Noord Brabant zwaar waren getroffen door het oprukkende oorlogsgeweld eind oktober 1944 werd er besloten door de Rijnsburgse afdeling van de H.A.R.K om een inzameling van hulpgoederen te houden. Ondanks dat er in deze moeilijke periode weinig beschikbaar was, werd er door de Rijnsburgse bevolking toch gul gegeven. Wat men kon missen aan kleding, beddengoed en meubelen werd ingezameld en aan de Brabantse gemeentes geschonken. De leden van de veiling Flora hadden een eigen initiatief. Door hen werd er voor 8000 gulden aan glas opgehaald om een gedeelte van de gesneuvelde ruiten in Vlijmen en Nieuwkuijk te vervangen.

In de frontlinie

Eind oktober 1944 was Vlijmen in de frontlinie komen te liggen. Op woensdag 25 oktober had het oorlogsgeweld ook hen bereikt. Toen er in s’Hertogenbosch nog zwaar werd gevochten, vielen ook de eerste granaten op Vlijmen en Nieuwkuijk. De dag daarop arriveerde er een SS Panzerdivisie in het dorp, de bemanningen van de tanks waren het vechten moe en zochten een schuilplaats om bij te komen en om hun munitie te dumpen. Nadat de tanks vertrokken waren in de richting van Heusden werd het geallieerde vuur op Vlijmen steeds heviger. De Duitsers op hun beurt stelden infanteriegeschut op aan de rand van het dorp om het vuur te beantwoorden. De geallieerde aanval stokte echter toen men de Bossche Sloot bereikte en de Duitsers de brug lieten springen. Een geallieerde aanval vanuit Den Bosch werd vervolgens verder afgeblazen, en de bevolking van Vlijmen en Nieuwkuijk kon weer uit hun schuilplaatsen tevoorschijn komen.

Bevrijd!

In de late avond van 5 November bereikten eenheden van de Schotse Highlanders de randgemeente Heusden en op maandag 6 November 1944 waren Vlijmen en Nieuwkuijk officieel bevrijdt. Toen het licht werd was pas goed te zien wat het oorlogsgeweld allemaal had aangericht. Rond de RK kerk en de Ned. Hervormde kerk was de schade het grootst, ook de watertoren in Nieuwkuijk was zwaar getroffen. Op de eerste Bevrijdingsdag werd er niet uitbundig feest gevoerd, maar werd er aangevangen met de opruimingswerkzaamheden.

Een gedenksteen

De gedenksteen geschonken aan de gemeente Rijnsburg door de gemeente Vlijmen als dank voor de geboden hulp aan Nieuwkuijk.

De gedenksteen geschonken aan de gemeente Rijnsburg door de gemeente Vlijmen als dank voor de geboden hulp aan Nieuwkuijk. E. Wolthaus

In de raadsvergadering van 9 mei 1946 besloot de Vlijmense gemeenteraad een bedrag van 200 gulden ter beschikking te stellen voor het maken van een gedenksteen. De opdracht werd gegeven aan de heer W. van Bokhoven uit Haarsteeg en bestond uit een steen van zwart-petit gepolijst graniet met de volgende tekst:

Ter Herinnering en uit dankbaarheid aan Rijnsburg voor de hulpverleening aan de bevolking van Nieuwkuijk, gemeente Vlijmen , zwaar getroffen door het oorlogsgeweld in Oktober – November 1944.

Gemeentebestuur van Vlijmen

burgemeester, wethouders en secretaris

Na de bevrijding

Een bon waarmee men recht had op een kledingstuk. M. Varkevisser

Het werk van de H.A.R.K. hield niet op na de bevrijding. Er was een nog steeds een dringend tekort aan diverse levensbehoeften, met name kleding. De meeste kleding die ter beschikking werd gesteld kwam uit Canada. Je kunt je voorstellen dat de Rijnsburgers soorten kledingstukken uitgereikt kregen die ze van hun leven nog nooit gezien hadden. In Rijnsburg werd de uitgifte van kleding geregeld door de diaconie van de kerk. Zij bepaalden wie de beschikbare kleding het hardst nodig had. Dat er dan soms de verkeerde prioriteiten werden gesteld was onvermijdelijk. De mooiste kleding werd aan een dusdanige “voorselectie” onderworpen dat de H.A.R.K. in de Rijnsburgse volksmond al snel de ‘Hulp Aan Rijke Kennissen’ genoemd werd. Sommige mensen kregen kleding uitgereikt waar ze werkelijk niets aan hadden. Zo ook Ger Wolthaus-van der Meij uit de Vinkenweg. Zij kreeg namens de H.A.R.K. een paardrijbroek uitgereikt. Woedend over de ongelijke behandeling werd deze broek door haar linea recta teruggebracht. Ziedend van woede sprak ze de onderstaande woorden aan het adres van het comité.

Wat moet ik hier nu mee? Geen kind van me past erin, en trouwens ik heb ook geen paard.

Ger Wolthaus-van der Meij

De jongens van het gezin Wolthaus anno 1943, v.l.n.r. Johan, Piet en Albert.

De jongens van het gezin Wolthaus anno 1943, v.l.n.r. Johan, Piet en Albert. E. Wolthaus

Uit deze praktijken werd de gevleugelde uitspraak geboren; “die heb je zeker van de H.A.R.K.?”. Dit werd gezegd als iemand een erg oud en versleten kledingstuk aan had.

Naar het museum

De gedenksteen werd na de afbraak van het oude Raadhuis bewaard op de zolder van het nieuwe raadhuis aan de Kerkstraat. Hierna heeft hij echter een zwervend bestaan geleden. Van de gemeentebedrijven aan de Kerkstraat naar de gemeentegarage aan het Noordeinde, en van het oude postkantoor naar de zolder bij de gemeentewerken aan de Katwijkerweg. Tenslotte bij de opening van het Rijnsburgs museum aan de oude Vlietweg nr. 6 is de steen tegenover de entree geplaatst, waar hij vandaag de dag nog steeds te bezichtigen is.