Danny Hoek Verraad en verzet aan de Zwarteweg

Na de Duitse inval in mei 1940 kreeg het Nederlandse volk te maken met vorderingen van materiaal en levensmiddelen. Liever kanonnen dan boter had de Führer Adolf Hitler aan het Duitse volk verkondigd. Men werd geconfronteerd met leveringen voor de voedselvoorziening en het inleveren van alle bruikbare metalen voor de oorlogsindustrie.

Liever kanonnen dan boter

De bereidheid tot inleveren was niet groot. Mensen verzonnen allerlei manieren om hun metalen voorwerpen te verstoppen. Koperen ketels en pannen werden begraven in tuinen of verborgen op zolders. Sommigen maakten zelfs geheime bergplaatsen om hun kostbaarheden te bewaren. Als afleiding werd er dan door hen één of ander onbenullig stuk keukengerei ingeleverd zodat andere waardevollere stukken veilig verstopt konden worden.

Een bergplaats

Zo ook op de Dr. Mr. Willem van den Berghstichting gelegen aan de Zwarteweg tussen Katwijk aan Zee en Noordwijk. Hier waren ook mensen die er niets voor voelden om hun kostbare eigendommen te laten misbruiken voor de Duitse oorlogsindustrie. Met de hulp van een aantal aan de Stichting verbonden technische medewerkers, werd er in de kelder van paviljoen G. een geheime bergplaats gemaakt voor het verbergen van persoonlijke bezittingen.

Verraden

De constructie van deze bergplaats was echter publiek geheim onder de medewerkers van de Stichting. Dit zou een tweetal mensen fataal worden, Geneesheer-directeur Jacob Jüch en timmerman Johannes Molegraaf. Een ontslagen medewerker vertelde uit wraak aan een plaatselijk NSB lid over de aanwezigheid van een geheime bergplaats op de Stichting. Deze nam daarop direct actie en lichtte op zijn beurt de Duitse Sicherheitsdienst in Den Haag in.

Arrestaties

Een graf ter nagedachtenis aan Jacob Jüch op de Algemene Begraafplaats in Noordwijk aan Zee. E. Wolthaus

Dit had als gevolg dat op de ochtend van 8 april 1942 een auto met vier in uniform geklede Duitsers stopte voor het hoofdgebouw van de Dr. Mr. Willem van den Berghstichting waar de administratie was ondergebracht. De Duitsers zijn beleefd en vertellen dat ze de inrichting willen controleren op veiligheidsmaatregelen tijdens oorlogshandelingen. Met name willen ze graag de kelders zien of daar voldoende schuilplaatsen gecreëerd kunnen worden. Na een uitgebreide inspectie vertrekken de Duitsers weer en iedereen is opgelucht. Echter na twee uur zijn de mannen terug met nieuwe orders van hun bazen en een aantal arrestaties volgen. Geneesheer-directeur Jüch wordt gearresteerd en meegenomen naar de gevangenis in Scheveningen. Hij zal uiteindelijk na een jaar van dwangarbeid in het beruchte Duitse concentratiekamp Sachsenhausen op 26 maart 1943 sterven aan de gevolgen van uitputting. Jacob Jüch liet een vrouw en twee dochters achter.

Wapens?

Tot grote ontsteltenis worden twee dagen later timmerman Molegraaf en zijn collega monteur A. Dekker eveneens gearresteerd.  Zij worden daarna gevolgd door Dr. G. Krijger en op 6 augustus worden tenslotte zuster van der Poel en J.P. Goudriaan, eveneens timmerman op de Stichting, gevangen genomen. Andere medewerkers zoals de secretaresse van Dr. Jüch, Mej. M. Hoepen, worden aan een urenlange ondervraging onderworpen. Hierbij komt men steeds terug op de vraag of er wellicht wapens verborgen zijn op het terrein van de Stichting.

Het graf van Johannes Molegraaf op de begraafplaats aan de Oude Zeeweg in Noordwijk.

Het graf van Johannes Molegraaf op de begraafplaats aan de Oude Zeeweg in Noordwijk. E. Wolthaus

Weggevoerd naar Kamp Amersfoort

Ook Johannes Molegraaf zou zijn gevangenschap niet overleven. Geboren als één van drie kinderen uit het tweede huwelijk van vader Johannes Molegraaf en moeder Maria van Noord, ziet hij op 2 januari 1894 in Rotterdam het levenslicht. Op 10 juli 1918 trouwt hij met Larina Kruis, eveneens uit Rotterdam, en ze krijgen samen zes kinderen. Hij is als timmerman verbonden aan de Stichting en daarnaast werkzaam als marechaussee. Molegraaf sterft na een gevangenschap van zeven en een halve maand, op 25 november 1942, in kamp Amersfoort aan ziekte en ontbering. Hij is dan 48 jaar oud. Na tussenkomst van de leiding van de Dr. Mr. Willem van den Berghstichting wordt zijn stoffelijk overschot vrijgegeven en begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Oude Zeeweg in Noordwijk. Zijn naam is samen met die van geneesheer-directeur Jacob Jüch terug te vinden op een gedenksteen op het terrein van de Stichting. De overige arrestanten van het “bergplaatsverraad” weten allen hun gevangenschap te overleven.

Inundaties bij Katwijk

Duizenden liters zeewater kolken met donderend geweld langs de sluisdeuren van de Katwijkse buitensluis. Als er niets gebeurd zal hierdoor het waterpeil in de achterliggende gebieden tot desastreuze hoogte stijgen.

De sluizen staan open!

De eindstrijd is gestreden en acties zoals deze zijn de laatste stuiptrekkingen van de vijfjarige bezetting van ons land. De Duitsers hebben op 22 april 1945 een inundatie protocol ingezet dat snel gestopt moet worden.

Radio Oranje, Orgaan van strijdend Nederland maakt melding van de opening van de Katwijkse sluizen E. Wolthaus

Verdediging

Dit fenomeen heet inunderen en houdt in dat men door middel van het onder water zetten van land de vijand op een afstand kan houden. Voor het stellen en onderhouden van de inundaties waren twee zaken van belang: een goede wateraanvoer en sluizen om het aangevoerde water te verdelen en in de polders te brengen. Voor de oorlog werden  inundaties beheerd door het Inundatiebureau van de Genie van het Nederlandse leger. Georganiseerd in zogenoemde inundatiestations konden de sluizen in een bepaald gebied worden bediend. Zoet water kon ingenomen worden uit de grote rivieren door de inundatiestations Vreeswijk, Gouda en Schiedam. Zout water kon worden ingelaten door de inundatiestations Leiden, hieronder vielen Katwijk en Scheveningen, via IJmuiden, Schagen en door de inlaten van het IJsselmeer.

De Katwijkse uitwatering met op de achtergrond de buitensluis. E. Wolthaus

De sluizen van Katwijk

De sluizen, onder beheer van het Hoogheemraadschap van RijnlandHoogheemraadschap van Rijnland is het oudste waterschap van Nederland en kreeg in 1248 opdracht van graaf Willem II van Holland en Zeeland om de bescherming van het land tegen overstromingen te coördineren., waren gelegen aan de noordkant van de Katwijkse Boulevard en in 1879 voorzien van een stoomgemaal. Voorheen was men louter afhankelijk van natuurlijke waterlozing bij eb. Het gemaal was ook een bron van werkvoorziening voor de lokale bevolking, Bij de steenkool loods aan de zuidzijde hebben enige generaties Katwijkers als steenkoolkruier hun dagelijks brood verdiend. Op het terrein waren er naast de woningen van de opzichter en de twee sluiswachters ook de huizen van de sluistimmerlieden aanwezig. Op de Rijnland locatie in Katwijk geschiedde namelijk ook de sluisdeur reparatie van de andere sluizen onder het beheer van het Hoogheemraadschap. Tijdens de oorlog werden in de bedrijfswoningen op het terrein het Duitse sluisbewakings detachement ondergebracht. Er waren verder twee sluiswachters in dienst, Martinus Erkelens die verantwoordelijk was voor het bedienen van de sluis en Hendrik Dijksman die de administratieve handelingen voor zijn rekening nam. De laatste verzorgde vanaf 1923 ook het beheer van de Katwijkse  jachthaven aangrenzend de binnensluis.

Duitse bewaking op de Katwijkse uitwatering.

Duitse bewaking op de Katwijkse uitwatering. E. Wolthaus

Stützpunktgruppe Katwijk

De Katwijkse sluizen waren voor de Duitsers een belangrijk onderdeel van de zogenaamde Stützpunktgruppe Katwijk. Deze omvatte Katwijk, Noordwijk, en het dorp Valkenburg met het vliegveld. De verdedigers beveiligden de wegen van de kust naar de grote noord-zuidverbindingen in het achterland, naar het verkeersknooppunt Leiden en naar Utrecht en, verder weg, het Duitse Roergebied. De sluizen bij Katwijk aan Zee stonden onder directe Duitse controle vanwege hun belang voor de inundaties in geval van een geallieerde aanval en voor de drinkwatervoorziening.

1944, Nederland onder water gezet

De opening van de Katwijkse sluizen was zeker niet de eerste keer dat de Duitsers probeerden land onder water te zetten. Onder andere de inlaatsluis in de Zuider Ringdijk van de Beemster is in 1944 door de Duitse bezetter geopend, om mogelijke aanvallen van de Geallieerden af te slaan. In de zomer van 1944 had de Duitse Wehrmacht ruim 50.000 hectare onder water gezet. Rondom Rotterdam en in een wijde cirkel rond Amsterdam werd het waterpeil opzettelijk omhoog gebracht. Delen van de Oude Hollandse WaterlinieDe Oude Hollandse Waterlinie was een waterlinie voor de verdediging van Holland. Nadat deze linie in 1672 had standgehouden, kreeg hij een meer permanent karakter en werd versterkt met forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten verlegd, zonder echter de stad Utrecht in te sluiten. in Utrecht ondergingen hetzelfde lot. Verder kwamen inundaties voor in kop van Overijssel in Friesland en Groningen. Ook het gebrek aan brandstof voor de gemalen was voor een deel een oorzaak van de inundatie, met name in het noorden van Nederland heeft dit een rol gespeeld. De geallieerden waren op hun beurt weer verantwoordelijk voor de inundatie van Walcheren. In mei 1945 stond ongeveer 250.000 hectare ofwel 9% van het Nederlandse grondgebied onder water.

Sluiswachter Martinus Erkelens na de oorlog.

Sluiswachter Martinus Erkelens na de oorlog. N. Kuijt

Kordaat optreden

Al eerder waren er door de Duitsers geen zeewaterlozingen meer toegestaan bij eb, waardoor het waterpeil langzaam werd verhoogd en inundaties vergemakkelijkt werden. Bij vloed werd werd er zelfs regelmatig zeewater binnengelaten Dit was ook het geval op op 22 april 1945 toen de rinketten werden geopend, dit zijn de kleine openingen in de sluisdeuren. De daaropvolgende dag werden tenslotte de sluisdeuren door Duitsers in hun geheel geopend. Gelukkig wisten de sluiswachters Dijksman en Erkelens erger te voorkomen en gaven een trap tegen de binnensluisdeuren. Deze sloten zich weer zodat het zeewater de achterliggende polders niet zou bereiken.

Het graf van Martinus Erkelens op de NH begraafplaats in Katwijk aan Zee. E. Wolthaus

Martinus Erkelens was niet bang uitgevallen, hij had al eerder een cruciale rol gespeeld bij het helpen van Engelandvaarders op weg naar bevrijd gebied. Erkelens, geboren in het Zuid Hollandse Kralingen, was in dienst van het Hoogheemraadschap Rijnland als sluiswachter en op 24 jarige leeftijd naar Katwijk aan Zee gekomen om te trouwen met Petronella Zwanenburg. Door het kordate optreden van Erkelens en zijn collega sluiswachter Dijksman werden de achtergelegen polders uiteindelijk het onderlopen bespaard.

Valkenburg bevrijd

Het Vaderland getrouwe

De leden van de Valkenburgse Harmonie zijn druk bezig hun instrumenten op te poetsen. Er is werk aan de winkel. De Hoki Poki en vaderlandse liederen moeten worden ingestudeerd! Na vijf jaar Duitse onderdrukking mogen ze weer in alle vrijheid spelen. De Oranjevereniging vergaderd bijna iedere avond om de nodige festiviteiten te kunnen organiseren. Hieraan voorafgaand waren koortsachtig allerlei voorbereidingen getroffen om hun bevrijders op 8 mei 1945 in het dorp te kunnen ontvangen.

De vlag moet uit!

Het moment was daar, de bevrijding was een feit! Adolf Hitler was dood en er waren voedseldroppings boven het vliegveld Valkenburg geweest. Op 5 mei, de officiële dag van de bevrijding, waren een aantal Valkenburgers de straat opgegaan om dit heugelijke feit te vieren. Zij hadden het bevrijdingsnieuws op de radio gehoord en hingen in alle haast de reeds klaargelegen vlaggen uit. Dit zorgde voor nog een aantal spannende momenten in het dorp. Andere dorpelingen hadden diezelfde dag nog gewapende Duitse troepen aan de rand van het dorp en bij het vliegveld gezien. Niet wetende wat dit voor consequenties zou kunnen hebben voor de Valkenburgse bevolking werden de haastig uitgehangen vlaggen weer net zo snel weer binnengehaald.

De houten noodkerk aan de Castelweg.

De houten noodkerk aan de Castelweg. E. Wolthaus

In de houten noodkerk aan de Castelweg werd die dag een bevrijdingsdienst gehouden die door velen werd bijgewoond. Er werd uit volle borst gezongen en men dankte samen God voor de bevrijding vanonder het Duitse juk. Deze noodkerk, gebouwd na de verwoesting van de NH kerk in mei 1940, heeft tot 1950 dienst gedaan en is daarna verhuisd naar Katwijk. Daar werd hij geplaatst aan de Bestevaerweg en bood onderdak aan de Chr. Gereformeerde gemeente aldaar.

Een noodbrug

Bij de bevrijding had Valkenburg geen verbinding met het Haagsche Schouw omdat de brug over de Wassenaarse Wetering door de Duitsers vernield was. Er moest dus gauw een brug komen als de Valkenburgers de bevrijders ook in hun dorp zouden willen ontvangen. De gemeenteopzichter Jac Haasnoot zag dit hele plan op korte termijn niet zo zitten, maar de Valkenburgers S. Poot en Jac Slootweg sr. gelukkig wel. Zij waren van mening dat Valkenburg dit inhaalfeest zeker niet mocht missen. Met alles wat er gebeurd was in de meidagen had men reden genoeg om uitgebreid feest te mogen vieren. Met een groot aantal vrijwilligers werd er vervolgens met man en macht gewerkt aan een degelijke noodbrug over de Wetering. Na anderhalve dag zwoegen, terwijl de leuning er nog op moest, kwam de eerste colonne geallieerde troepen er al aan en konden de bevrijders over de nieuw geslagen brug het dorp inrijden. Het zou duren tot 1954 tot er weer een officiëel herbouwde brug over de Wassenaarse Wetering zou komen. Deze werd op 21 mei plechtig geopend in de aanwezigheid van diverse hoogwaardigheidsbekleders van beide gemeentebesturen en het Vliegkamp Valkenburg.

De BS in het openbaar

Een bevrijdingsfoto van de Valkenburgse BS, genomen voor het huis van Govert Bol, staande naast zijn vrouw Marie vooraan tweede van rechts.

Een bevrijdingsfoto van de Valkenburgse BS, genomen voor het huis van Govert Bol, staande naast zijn vrouw Marie vooraan tweede van rechts. E. Wolthaus

Een dag later op 9 mei vond er een grote bevrijdingsoptocht plaats. Een massale gebeurtenis waar iedereen zijn medewerking aan verleende. Er werd gezongen, gedanst en alle liederen die de afgelopen vijf jaar verboden waren passeerden uitgebreid de revue. Herman Bosker, één van de leiders van het Valkenburgse verzet, werd op één van de praalwagens gezet waarbij hij een joodse onderduiker verkleed als NSB Leider Mussert gevangen hield in een grote kooi. Dit tot grote hilariteit van alle toeschouwers. De leden van het verzet konden zich eindelijk in het openbaar vertonen in hun uniformen van de Binnenlandse Strijdkrachten. In deze hoedanigheid waren zij ook verantwoordelijk voor het bewaken van militaire objecten en het ordentelijk laten verlopen van de feestelijkheden.

Arrestaties

Op 8 mei had de BS de eerste arrestaties verricht in het kader van de politieke zuiveringen. Met twee arrestatieploegen onder leiding van G. Rous en veldwachter van Schendel werden de Valkenburgers D.B en H.T. gearresteerd vanwege hun lidmaatschap van de NSB. J.K. van Leeuwen en G. Brussee werden eveneens in hechtenis genomen. Niet vanwege Deutschfreundliche activiteiten, maar vanwege eerder geuite bedreigingen aan het adres van de BS. Alle betrokkenen waren op 5 mei al onderwerpen aan een voorlopig verhoor. Van Leeuwen en Brussee werden na het ontvangen van een waarschuwing weer vrijgelaten. De vrouwen van de arrestanten werden door de BS onder huisarrest gesteld.

Dodenherdenking

Het eregraf naast de NH kerk aan de Kruisweg.

Het eregraf naast de NH kerk aan de Kruisweg. E. Wolthaus

Op 10 mei 1945 kon men voor het eerst de oorlogsdoden in vrijheid herdenken. Samen met de oud militairen van Valkenburg en de padvinderij herdachten de de burgers van Valkenburg op die dag de verschrikkingen van de meidagen. Met een kranslegging op het oorlogsgraf vond er onder grote publieke belangstelling de dodenherdenking plaats. De mannen van de B.S. voerden in de dagen daarop patrouilles uit door het dorp en namen illegaal verkregen levensmiddelen in beslag. Dit gebeurde met name op en rond het vliegveld. Voedsel was nog steeds schaars en er was een levendige ruilhandel in de levensmiddelen die daags daarvoor door de Engelsen en Amerikanen tijdens Operatie Manna waren gedropt.

Graf von Sponeck, slachtoffer van zijn eigen regiem

Zuiveringen

Dat de Nazi’s niet schroomden om zich te ontdoen van degenen die een andere mening toebedeeld waren is geen geheim. Dat deze mensen zich soms in de eigen gelederen bevonden was eveneens geen belemmering om hen om te laten brengen. Denk maar aan Feldmarshall Erwin Rommel die na het uit de gratie raken bij Adolf Hitler gedwongen werd om zelfmoord te plegen. Of Oberst Graf Claus von Stauffenberg en zijn medestanders wiens verzet tegen Hitler eindigde voor het vuurpeloton. De daarop volgende zuivering van de Duitse legertop eiste vervolgens ook de nodige slachtoffers. Één van deze slachtoffers was Generalleutnant Hans Emil Otto Graf von Sponeck.

De luchtlandingen in mei 1940

Samen met generaal Kurt Student  van de 7e Parachutisten divisie was von Sponeck met zijn 22e Infanterie en luchtlandingsdivisie verantwoordelijk voor het Duitse luchtlandingsoffensief op 10 mei in de sector Den Haag. Daarbij was het plan om met met luchtlandingsoperaties bij de vliegvelden Valkenburg, Ockenburg en Ypenburg uiteindelijk Den Haag te bezetten en de Nederlandse regering en legerleiding gevangen te nemen. Von Sponeck zelf zou met zijn divisiestaf op vliegveld Ypenburg landen.

Ontsnapt

Net als op vliegveld Valkenburg waren de Duitse para’s er op Ypenburg ook niet in geslaagd om de Hollandse verdediging uit te schakelen, zodat Von Sponeck gedwongen was om met zijn staf uit te wijken naar vliegveld Ockenburg. De Duitse troepen aldaar moesten echter het vliegveld al na één dag weer prijsgeven aan de Hollanders. Von Sponeck trok zich met ruim driehonderd van zijn mannen terug in de bossen van Landgoed Ockenburg, om van daaruit de strijd verder voort te zetten. In de nacht van 11 op 12 mei wisten ze vanuit hun benarde situatie te ontsnappen en aansluiting te vinden met Duitse eenheden tussen Ypenburg en Rotterdam.

Duitse aristocratie

Hans von Sponeck werd op 12 februari 1888 geboren in Dusseldorf en was afkomstig uit een oude aristocratisch Duitse familie. Ook als zodanig opgevoed werd hij al op elfjarige leeftijd door zijn ouders geplaatst op de Kadettenschool in Karlsruhe. In 1905 was hij volwaardig kadet van het Kadettenkorps Gross-Lichtervelde, om vervolgens in zijn twintigste levensjaar als Leutnant te worden beëdigd. In 1937 verruilde hij de landmacht voor de luchtmacht en werd een jaar later met de rang van Generalleutnant aangesteld als commandant van de 22e Luftlande Division.

In Katwijk

Von Sponeck decoreert zijn manschappen voor de Witte Kerk in Katwijk aan Zee.

Von Sponeck decoreert zijn manschappen voor de Witte Kerk in Katwijk aan Zee. E. Wolthaus

Na de Hollandse overgave bezocht Von Sponeck zijn eenheden IR.47 en IR.65 in Katwijk en Valkenburg. Op 16 mei 1940 werden voor de Witte Kerk de manschappen gedecoreerd die zich onderscheiden hadden in de strijd rond Valkenburg. Er vond een inspectie plaats van de opgestelde troepen gevolgd door een parade over de Katwijkse boulevard.

Voor de krijgsraad

Dat de oude Duitse aristocratie zich in de regel niet altijd kon verenigen met de ideologie van de Nazi’s was ook van toepassing op de persoon Von Sponeck. De problemen die hij had ondervonden bij het vormen van zijn luchtlandingsdivisie gecombineerd met het gebrek aan respect en beschaafdheid van het nieuwe regiem maakten van Von Sponeck een opstandige militair. Toen hij in oktober 1941 tijdens de veldtocht in Rusland een direct bevel van het Oberkommando der Wehrmacht negeerde, om te voorkomen dat zijn mannen de dood in gejaagd zouden worden, werd hij per direct van zijn post ontheven en voor de krijgsraad gedaagd. Hierbij werd door Hermann Goering tegen hem de doodstraf geëist, dit werd later omgezet tot zes jaar tuchtstraf.

Valselijk beschuldigd

De kern rond Hitler was hem echter niet vergeten, toen in 1944 naar aanleiding van de aanslag op de Führer de Duitse legertop werd gezuiverd zag men zijn kans schoon. Von Sponeck werd door de Gestapo beschuldigd van betrokkenheid waarna Hitler persoonlijk eiste dat het doodvonnis alsnog werd uitgevoerd. Op 23 juli 1944 werd Hans Emil Otto Graf Von Sponeck in Germersheim geëxecuteerd en een dag later in de vestingstad begraven. Voor zijn executie sprak hij de volgende woorden tot zijn vuurpeloton;

Vierzig Jahre habe ich dem Vaterland, das ich von ganzem Herzen geliebt habe, als Soldat und Offizier gedient. Wenn ich heute mein Leben lassen muss, so sterbe ich in der Hoffnung auf ein besseres Deutschland.

Hans Emil Otto Graf Von Sponeck

07:13, 23 juli 1944

De stolperstein ter nagedachtenis aan Hans von Sponeck.

De stolperstein ter nagedachtenis aan Hans von Sponeck. Wikipedia

Ter nagedachtenis

De exacte locatie van zijn graf werd pas na het einde van de oorlog bekend. In 1952 werd Von Sponeck herbegraven op het nieuw geopende Dahner Ehrenfriedhof in de provincie Rheinland-Pfalz. In 2007 werd een Stolperstein voor zijn voormalige ambtswoning aan de Horner-Heer straße 23 in Bremen Horn-Lehe gelegd.

“Tante Pos” tijdens de oorlog

Na de inval van de Duitsers in ons land begon de bezetter meteen zijn invloed op het ambtelijke apparaat en de informatievoorziening in Nederland uit te oefenen. Dit in de vorm van censuur. Op 9 maart 1941 werden de oude omroepverenigingen opgeheven en kwam er een nieuwe, geconcentreerde nationale “Rijksradio” onder directe Duitse controle.

Tante Pos

Ook tante Pos moest er aan geloven, (tante Pos was destijds de bijnaam van de PTT). Gedurende de Tweede Wereldoorlog daalde de hoeveelheid post die de PTT dagelijks te verwerken had. Toch werden er door het postbedrijf jaarlijks nog ongeveer één miljard brieven rondgebracht. Door schaarste aan brandstof was de snelheid waarmee een brief werd bezorgd wel sterk verminderd. Brieven werden vaak niet meer gemotoriseerd vervoerd, maar met behulp van lopende bodes en paard en wagen. Een brief van Groningen naar Den Haag deed er begin 1945 een maand over om op de plek van bestemming te komen.

De Voorstraat wordt Rijnstraat

Katwijk is in de oorlogsjaren meerdere postkantoren rijk. Er zat er onder andere één in de Voorstraat in Katwijk aan Zee en één aan de Voorstraat in Katwijk-Binnen. Deze laatste straat wordt na 1943 omgedoopt naar de Rijnstraat zoals we hem nu kennen. De PTT vindt het allemaal nogal verwarrend twee “Voorstraten” in hetzelfde dorp, en in allebei ook nog eens een keer een postkantoor. Het kantoor in Katwijk-Binnen bevond zich op de hoek van de Groote Steeg en de Rijnstraat. Het werd gebouwd in 1902 naar een ontwerp van H.J. Jesse, en is tot 1955 in gebruik geweest als postkantoor. Daarna werd er een bijkantoor geopend in het voormalig tramwachthuisje aan de Rijnstraat.

Een brief verstuurd naar Amerika door Jannetje Groenewoud uit de Zuidstraat. Leuk detail, ze heeft haar buurtje Lombok ook vermeldt bij het afzenderadres.

Een brief verstuurd naar Amerika door Jannetje Groenewoud uit de Zuidstraat. Leuk detail, ze heeft haar buurtje Lombok ook vermeldt bij het afzenderadres. E. Wolthaus

Censuur

Wilde men in de oorlogsjaren vanuit Katwijk een poststuk versturen naar het buitenland, dan was dit wel mogelijk, maar men kon er op rekenen dat de inhoud bekeken zou worden door de Censuurdienst. De Duitsers waren bang dat het verzet de post zou gebruiken, en dat er geheime informatie in het buitenland terecht zou komen. Door het openen vanwege censuur en het nemen van bepaalde routes liepen de poststukken vaak aanzienlijke vertraging op. Door de oorlog waren er geen rechtstreekse postverbindingen mogelijk. De post vanuit Nederland naar Amerika werd bijvoorbeeld via Lissabon verstuurd. Waarom via Lissabon? Portugal was niet bezet door de Duitse troepen en bleef neutraal. Daardoor konden zowel de Duitse Lufthansa als de Amerikaanse Pan American World Airways gebruik maken van de vliegvelden  in Lissabon om vliegtuigen te laten landen.

Maatschappelijke rol

Naast het bezorgen van de poststukken speelden de Nederlandse Posterijen ook een maatschappelijke rol. In de poststempels werden boodschappen van algemeen nut verwerkt. Het vestigen van de aandacht van de bevolking op de Winterhulpacties of wat te doen bij een luchtaanval werd dan verwerkt in het poststempel.

Het Roode Kruis als postbode

Tijdens het censuurproces werd het poststuk geopend en de inhoud gecontroleerd. Als het akkoord bevonden was door de desbtreffende ambtenaar, werd het weer gesloten en voorzien van een plakstrook voorzien van een “Geöffnet” stempel. Aan het eind van 1944, hoewel het Zuiden al bevrijd was, lag de landelijke postbezorging op haar achterste. Rond 20 oktober 1944 stond een berichtje in de krant dat post bezorging het meeste kans had bij inlevering bij het Rode Kruis. Deze bepaalde dan wat de beste postroute was: bezorging via het Rode kruis of de Posterijen.

De hel van Valkenburg

Het is 10 mei 1940, uur X is aangebroken. Onder de code naam Fall Gelb heeft Duitsland de aanval ingezet tegen die Festung Holland. Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg zijn nog in diepe rust. Op de landarbeiders na die zich in alle vroegte naar hun gewassen begeven om deze klaar te maken voor de veiling.

Vliegtuigen

In de verte hoort men het aanzwellende geluid van vliegtuigen die zich richting vliegveld Valkenburg begeven. Ondanks het in het donker niet te zien is welke nationaliteit de vliegtuigen hebben wordt door de luitenant-telefoonwacht meteen de commandant op de hoogte gesteld van de situatie. In de schemer van de ochtend is de lucht plots gevuld met parachutisten.

Bij de Nederlandse verdediging van het vliegveld is het inmiddels doorgedrongen dat het bittere ernst is en er wordt door de wacht vanuit de steunpunten fel gereageerd met mitrailleurvuur op de dalende parachutisten. Het piket en de rustende manschappen worden in allerijl verzameld en betrekken de reservestelling achter de kleidammen aan de rand van het vliegveld. Even later worden er met Junkers Ju52 transportvliegtuigen ook Duitse infanterietroepen aan de grond gezet.

De school als hospitaal

De school doet dienst als noodhospitaal.

De school doet dienst als noodhospitaal. Genootschap Oud Valkenburg

Het duurt niet lang voordat de eerste gewonden zich aandienen bij de in allerijl ingerichte noodhospitalen. In alle haast wordt de school als hospitaal aangewezen en onder leiding van de oudste EHBO-er Piet van Duyn ook als zodanig ingericht. De gemeentezaal wordt als verbandplaats bestempeld en onder leiding van Anton van Delft geplaatst. Koortsachtig wordt er beddengoed en verband materiaal verzameld. Men is verre van berekend op de situatie dus het nodige improvisatie vermogen is vereist. Ook in de oude pastorie worden er gewonden opgevangen. Inmiddels heeft men medische versterking gekregen in de persoon van Dr. Hueting uit Katwijk-Binnen. Deze is toevallig vanwege een spoedgeval in alle vroegte naar Valkenburg geroepen en wordt meteen naar het hospitaal gedirigeerd. Zijn auto wordt gevorderd door de Duitsers en als ambulance ingezet. In de dagen die volgen wordt het hospitaal en de verbandplaats overspoeld met doden en gewonden, zowel Nederlanders als Duitsers. De eerste twee lokalen liggen vol met gewonden terwijl het derde lokaal gebruikt wordt om de doden op te baren.

Dekking zoeken in een moddersloot en onder de kerkbanken

Het interieur van de NH Kerk voor de oorlogsverwoestingen tijdens de meidagen.

Het interieur van de NH Kerk voor de oorlogsverwoestingen tijdens de meidagen. Genootschap Oud Valkenburg

Tijdens de tweede oorlogsdag begint het inkomende granaatvuur zich steeds meer te concentreren op het centrum van Valkenburg. Nederlands artillerievuur uit de richting van Katwijk en Oegstgeest verandert met een aantal voltreffers het hospitaal in een heksenketel van dood en verderf. Ook de kerk waar ruim 200 Hollandse soldaten krijgsgevangen worden gehouden krijgt een drietal granaatinslagen te verduren en binnen in de kerk probeert men dan ook tevergeefs dekking te zoeken onder de kerkbanken. Het interieur van de kerk wordt volledig verwoest en onder de dekking van een grote wolk stof en gruis probeert men langs de Duitse bewakers te komen en te vluchten. Na afloop van de beschieting zijn er zes Nederlandse doden te betreuren. De lichamen worden in afwachting van de begrafenis in het lijkenhuisje opgebaard. Inmiddels is het schoolgebouw dusdanig beschadigd dat het bij lange na niet meer geschikt is om gewonden te herbergen.

De gedenksteen ter nagedachtenis aan de elf Valkenburgers die sneuvelden tijdens hun vlu.cht naar de Haagsche Schouw op 11 Mei 1940

De gedenksteen ter nagedachtenis aan de elf Valkenburgers die sneuvelden tijdens hun vlucht naar de Haagsche Schouw op 11 Mei 1940. E. Wolthaus

Een hondertal Valkenburgers besluiten op zaterdag 11 mei de gok te wagen en te proberen te vluchten richting Leiden. Het zijn hoofdzakelijk vrouwen en kinderen vergezeld door een handjevol mannen. Erg ver komen ze niet want ter hoogte van de Zonneveldslaan komen de vluchtelingen in moordend Nederlands granaatvuur terecht. De vlucht komt tenslotte tot een eind in een moddersloot. elf Valkenburgers komen hierbij om het leven. Hun lichamen worden uiteindelijk in een gezamelijk graf op de NH begraafplaats begraven en de namen zijn te vinden op het oorlogsmonument aan de Kruisweg. Het oorlogsmonument wordt omringd door een aantal graven van de militairen van 4-RI die eveneens tijdens de meidagen de dood vonden. Een gedenksteen die herinnerd aan de wanhopige vlucht markeert vandaag de dag de plek aan de Voorschoterweg waar de Valkenburgers het leven lieten.

De Roode Kruis slachtoffers

Als gevolg van de aanhoudende Nederlandse beschietingen liggen de doden en gewonden door elkaar bedekt met een witte laag van gruis en kalk. Door het hele dorp zijn er nu huizen die als ziekenzaal worden gebruikt. Soms in de kelders maar ook in de voor en achterkamers ligt het vol met gewonden en Valkenburgers die op de vlucht zijn omdat hun huis door het oorlogsgeweld onbewoonbaar is geworden. Het huis van de familie Rhijnsburger is overvol, het biedt aan meer dan 20 mensen onderdak en de situatie wordt met het uur hachelijker. Een van de mensen die in het huis van de familie Rhijnsburger onderdak heeft gevonden is verpleegster Grietje Postmus, zij is samen met Roode Kruis helpster Helena van Stijn zwaar gewond geraakt tijdens de beschietingen op het hospitaal. Beide zijn er erg slecht aan toe en Helena overlijdt op 12 mei aan haar verwondingen. Twee dagen later op de dag van de capitulatie wordt zij begraven naast de RK kerk in Katwijk aan de Rijn. Het graf is inmiddels geruimd en haar naam heeft nu een plaats gekregen op het monument mei 1940 op het Militair ereveld Grebbeberg te Rhenen. Ook wordt haar naam vermeldt op de zuil met gevallenen naast de kerk in Valkenburg. Grietje Postmus wordt nog naar het Ziekenhuis in Leiden gebracht, maar het niet mag meer baten, zij overlijdt aldaar en wordt daarna begraven in Rijnsburg.

Het begraven van de doden

Hollandse graven naast de school.

Hollandse graven naast de school. Genootschap Oud Valkenburg

Het begraven tijdens de oorlogsdagen moet in de eerste instantie tussen de gevechten door gebeuren, achter de Pastorie en naast het hospitaal verrijzen op 12 mei haastige gedolven veldgraven. Men moet wachten tot woensdagavond voordat er de gelegenheid is om de gesneuvelde Nederlandse soldaten te verzamelen voor een laatste rustplaats naast de NH kerk. Een aantal Nederlandse soldaten worden in de loop van 1940 op verzoek van de nabestaanden in de woonplaats van de overledene herbegraven. Tot ruim in de jaren zestig worden er van elders nog lichamen overgebracht en bijgezet op de erebegraafplaats aan de Broekweg. Met name van het graf aan de Cantineweg en vanuit Katwijk aan de Rijn. Wonder boven wonder zijn er na de capitulatie geen Valkenburgse soldaten te betreuren, Gerrit Barnhoorn en alle andere Valkenburgers slagen erin om weer veilig terug naar huis te keren.

Zij die meer geluk hadden

De Valkenburger Henk Imthorn die ook ingedeeld is bij het 4-RI is een van deze gelukkigen. Vlak voor de 10e mei heeft hij zijn arm gebroken en zit thuis met ziekteverlof. Hij is daarom gedwongen om de aanval langs de zijlijn uit te zitten In 1939 is hij in het huwelijk getreden met Jansje van Delft en inmiddels vader van een zoon, Arie genaamd. Schuilend met nog zestig dorpsgenoten in de kelder van Gerrit Ooms beleeft hij samen met vrouw en kind angstige momenten. Kleine Arie ligt in een veilingkistje net als twee andere baby’s. Als hij gevoed moet worden met de fles en er geen speen voorradig is haalt een Duitse soldaat er één uit de winkel van Meurs.  Henk en zijn gezin overleven de hachelijke meidagen en hij zal samen met zijn slapie Floris Zwanenburg uit Bodegraven jaarlijks deelnemen aan de jaarlijkse 4-RI reunie op hemelvaartsdag. De herdenking op de Cantineweg en later naast de NH kerk, het ritje in de legertruck en tenslotte de traditionele maaltijd is iets wat op zijn kinderen een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Op 26 april 1994 komt hij tenslotte op  80 jarige leeftijd te overlijden en wordt bijgezet op de Algemene Begraafplaats in Valkenburg.

Het Roode Kruis

De Valkenburgse E.H.B.O-ers, met staand als derde van rechts Piet van Duyn.

De Valkenburgse E.H.B.O-ers, met staand als derde van rechts Piet van Duyn. Genootschap Oud Valkenburg

Voor bewezen diensten tijdens de oorlogsdagen wilde burgemeester de Wilde vervolgens een aantal Valkenburgers voordragen voor een onderscheiding. Een zestiental mensen werden hiervoor geselecteerd. Het betrof leden van het Roode Kruis die als EHBO’er hadden dienstgedaan en degenen die eveneens medische hulp hadden verleend in de noodhospitalen. Echter een onderscheiding mocht alleen uitgereikt worden aan leden van het Roode Kruis en niet aan burgers. Na veel discussie werd op 22 april 1941 een goedgekeurde lijst ingediend. Wie voor de uitreiking een hoge functionaris van het Roode Kruis verwachtte had het mis. De medailles werden in een doos met een begeleidend briefje met de post verstuurd. Als arts ontving Dr. Hueting het zilveren Herinneringskruis 1939/40 , terwijl de E.H.B.O ers het met de bronzen uitvoering moesten doen.

Verzoeke de uitreiking te doen plaatsvinden zonder dat daar publiciteit aan gegeven wordt!

Begeleidend schrijven van het Roode Kruis voor de onderscheidingen van de Valkenburgse burgers die zich in de meidagen hebben ingezet in de eerste hulpposten.

Enige tijd later kreeg Dr. Hueting uit een geheel andere hoek eveneens een dankbetuiging voor zijn verrichte diensten in de meidagen. Een brief, afkomstig van de Opperbevelhebber van de Wehrmacht in Nederland, generaal Friedrich Christiansen, die hem persoonlijk bedankt voor de goede zorgen voor de Nederlandse en Duitse gewonden in Valkenburg tijdens de meidagen.

Opdat wij niet vergeten

De erebegraafplaats aan de Kruisweg.

De erebegraafplaats aan de Kruisweg. E. Wolthaus

De eerste herdenking van de gevallenen van het 4-RI in Valkenburg stamt al uit 1941, en vanaf 1945 kwam jaarlijks op hemelvaartsdag een groot aantal leden bijeen. Inmiddels horen ook deze bijeenkomsten tot het verleden. De vereniging van oud-strijders wordt in juni 2000, na een bestaan van 60 jaar ontbonden. Als blijk van verbondenheid met de NH kerk in Valkenburg heeft de vereniging in de jaren zeventig een tweetal kerkramen en een kroonluchter geschonken aan de kerkvoogdij. Op dit moment liggen er nog zesendertig Nederlandse soldaten in Valkenburg begraven. Ook is er door zijn manschappen een herdenkingsteen voor de commandant van het vierde regiment infanterie Overste H.D. Buurman geplaatst, overleden op 4 september 1962 is dit een eerbetoon van de mannen van het oude vierde aan hun voormalige bevelvoerder.

Voor bewezen diensten aan de L.O.

Onderduikers en Rijnsburg zijn twee woorden die in de oorlogsjaren in één adem genoemd konden worden. Het onderbrengen van Joodse kinderen en verbergen van onderduikers die opgeroepen waren voor de arbeitseinsatz waren in het dorp aan de orde van de dag. Dit was uiteraard niet geheel zonder risico, en dat besefte men maar al te goed. Maar gedreven door een standvastig geloof in God en een gezonde dosis lef namen vele Rijnsburgers het risico om zich te bekommeren om de vluchtelingen. Om deze mensen te ondersteunen met geld en distributiebonnen werd medio 1942 de L.O. , Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers opgericht.

Een vrouw aan het hoofd van een verzetsorganisatie

Het brein achter de grootste verzetsorganisatie tijdens de Duitse bezetting was een vrouw: Heleen Kuipers-Rietberg – tante Riek – uit Winterswijk. Deze moeder van vijf kinderen gebruikte haar contacten uit de Gereformeerde Vrouwenbond om een landelijk onderduikersnetwerk op te zetten. Ze werd eveneens gedreven door haar geloof – en een talent om leiding te geven. Een andere belangrijke figuur binnen de L.O. was Frits Slomp een dominee die Heleen en haar man ontmoet hadden na een kerkdienst. In de illegaliteit stond hij bekend als Frits de Zwerver. Hij reisde met de trein, stad en land af om mensen warm te maken voor hulp aan onderduikers. Overal kwamen plaatselijke afdelingen, die vrijwilligers moesten regelen die bereid waren onderduikers in huis te nemen. Er kwam een soort ‘ruilbeurs’ waar vertegenwoordigers van de afdelingen adressen uitwisselden. In het voorjaar van 1943 kwamen deze activiteiten onder extra druk te staan als er tienduizenden onderduikers bij komen: de bezetter had alle gedemobiliseerde militairen terug in krijgsgevangenschap geroepen, en velen van hen probeerden daaraan te ontkomen. Er was een schreeuwende behoefte aan onderduikadressen en de Landelijke Organisatie raakte op volle stoom.

Tegelijkertijd probeerde de bezetter het onderduiken moeilijker te maken door een extra barrière in te bouwen in het distributiesysteem. Het werd vrijwel onmogelijk om bonkaarten te krijgen voor derden; iedereen moest zijn kaart persoonlijk komen afhalen, wat voor onderduikers natuurlijk ondoenlijk was. De onderduikorganisatie ging hierop over tot het overvallen van distributiekantoren om illegaal aan bonnen te komen. Verantwoordelijk voor deze overvallen was de LKP (Landelijke Knok Ploegen). De medewerkers van de L.O werden voorzien van een speciaal legitimatiebewijs. Als men geld of bonnen nodig had, of onverhoopt door verraad moest vluchten kon men zich hiermee kenbaar maken bij andere L.O. afdelingen.

De L.O. in Rijnsburg

Toen het verzet zich ging organiseren in Rijnsburg sloot men zich deels aan bij de landelijke verzetsgroep Trouw, en deels bij de L.O. De L.O. was onderverdeeld in districten, waarbij Rijnsburg was ingedeeld bij district Leiden. Waarvan eerst Dhr. Zandbergen onder de schuilnaam Zaal en later J. Kromhout onder de naam W. Piera, districtsleider was. J. Kromhout was destijds benaderd door een aantal Rijnsburgers die hun krachten wilden bundelen en aansluiting zochten bij de landelijke L.O. Deze groep bestond uit zeven personen: Ds. Post, Nic van Polanen, Hendrik de Mooij, Dr. E van der Laan, Jac Kralt, C.P. van Egmond en Kromhout zelf. Jac. Kralt verzorgde het contact met de landelijke L.O. en het contact adres was bij Cor van Egmond in de Spinozalaan, dit was tevens het adres waar de benodigde bonkaarten werden bezorgd.

Geldelijke steun

Net als elders was er ook in Rijnsburg grote behoefte aan bonnen en geldelijke steun om de vele onderduikers in hun levensbehoeften te kunnen voorzien. De landelijke  financiën waren afkomstig van de financierder van het verzet, het Nationaal Steunfonds. Ook werd er door de Rijnsburgse groep zelf geld opgehaald. Bij de oprichting van de groep was er afgesproken dat het geld dat men ophaalde maandelijks werd afgedragen aan H. van Iterson, die wel niet één van de zeven was, maar wel medewerker. Dat ging in de eerste maanden goed, totdat Kromhout de enige was die nog geld bij hem afdroeg. De anderen vonden het te omslachtig omdat het uiteindelijk toch weer bij hen terug moest komen. Kromhout wilde hierdoor afspreken om het aan Jac Kralt te geven, onder de voorwaarde dat men elke maand zou zeggen, zoveel ontvangen en zoveel uitgegeven. De rest voelde hier ook niet veel voor en gaven aan dat hij hen maar moest vertrouwen. Net als destijds in de Nederlandse maatschappij was er ook binnen de Rijnsburgse L.O. groep sprake van verzuiling, de vijf Gereformeerde ARP leden verschilden regelmatig van mening met de tweekoppige Hervormde minderheid.

Het Spinozahuis

Een andere medewerker van de Rijnsburgse L.O. was Anthonia Johanna van Kempen afkomstig uit Oudewater.  Op 18 december 1935 was zij getrouwd met Cor van Egmond. Uit het huwelijk werden geen kinderen geboren, maar ze hadden wel een pleegzoon. Deze was ook actief in het verzet. Als een ietwat stugge zwijgzame vrouw was zij uitermate geschikt voor het werk van de L.O. Cor van Egmond was zeilmaker van beroep en had sinds maart 1929 zijn bedrijf aan de Spinozalaan 2. Hij maakte dekzeilen, autohuiven en wagenkappen, ook handelde hij in touw, olie en smeermiddelen.

Een onderscheiding

De L.O. onderscheiding uitgereikt aan het echtpaar van Egmond.

De L.O. onderscheiding uitgereikt aan het echtpaar van Egmond E. Woltahaus

Na de oorlog kreeg het echtpaar Van Egmond voor hun bewezen diensten voor de L.O. een onderscheiding uitgereikt. Deze bestond uit een verzilverde plaquette bevestigd op een mahoniehouten plankje. Als ophanging was er aan de achterzijde een zilveren plaatje met een oog bevestigd. Hierin kon indien gewenst de naam van de ontvanger gegraveerd worden. Deze plaquettes werden uitgegeven door de Stichting LO-LKP en wel speciaal het ‘Centraal Bureau der LO’. De maker was de firma Mesker uit Schoonhoven. De Stichting Herinnering LO-LKP is voortgekomen uit reünies van de LO- LKP en heeft ten doel het geestelijke erfgoed van de LO-LKP in herinnering te houden. De geschiedenis van de LO-LKP werd kort na de oorlog vastgelegd in een tweedelig gedenkboek Het grote gebod. De LO-LKP heeft na de oorlog verschillende malen een herdenking gehouden. In 1946 vond een Landdag in Zeist plaats met duizenden bezoekers. In 1995 werd in Zwolle een herdenkingsdienst gehouden en een plaquette onthuld aan de Zuiderkerk, ter herinnering aan de eerste onderduikersbeurs die hier werd gehouden. In Heemse werd in 1997 een beeld onthuld ter nagedachtenis aan ds. F. Slomp, alias Frits de Zwerver.

Het monument

De Rijnsburgse leden van de L.O. werden vereeuwigd op het verzetsmonument aan het burgemeester Koomansplein dat onthuld werd in 2006.

Nicolaas Bleichrodt, 1905-1982
Cornelis Adriaan Crena de Longh, 1918-2001
Cornelis Pieter van Egmond, 1904-1982
Pieter van Egmond, 1904-1964
Cornelis van der Gugten, 1905-1982
Hermanus Knipscheer, 1919-2000
Jacob Kralt, 1915-1978
Jan Kromhout, 1912-1989
Edzard Ebel van der Laan, 1910-1983
Johannes Jacobus Mooten, 1919-1977
Hendrikus de Mooij, 1910-2001
Nicolaas Wilhelmus Antonius van Polane, 1908-1994
Hendrik Post, 1900-1989
Antonie Roseboom, 1897-1962
Harmen Wolthaus, 1916-2002

Henk van der Voet en Katwijk Aardewerk

Er was een tijd dat een groot deel van de Katwijkse bevolking in het bezit was van een stukje Katwijks aardewerk.  Een tegeltje aan de muur of een vaas op tafel. Dit zogenaamde Katwijkse aardewerk werd gekenmerkt door het veelvuldig gebruik van grijs, bruin en groen tinten en voorzien van het typerende druipglazuur. Vandaag de dag is het niet meer te vinden in de winkels als gebruiksvoorwerp uit het dagelijks leven, maar slechts nog als een vlaag Katwijkse nostalgie in de verzamelingen van de liefhebbers en handelaren.

Ons eigen aardewerk

Een naam die onomstotelijk verbonden is met Katwijks aardewerk is Henk van der Voet. In de roerige oorlogsjaren staat hij aan het roer van de toonaangevende Katwijkse onderneming Kunstaardewerk H. van der Voet. Henk wordt op 17 november 1906 in Warmond geboren als Hendrik van der Voet. Hij is het tweede kind van Nicolaas van der Voet en Wilhelmina Elisabeth Carolina van Hensbergen. Het eerste kind wordt in 1905 geboren, het is een meisje dat Christina wordt genoemd.  In 1907 komt vader Nicolaas echter te overlijden en verhuist moeder Bets van Warmond naar haar familie aan de Morsweg 11 in Leiden. In mei 1909 hertrouwd ze met de eveneens uit Leiden afkomstige Gerardus Klinkenberg.

Een nieuwe eigenaar

Gerardus is van beroep kleidraaier en werkzaam voor de firma Oosthoek in Alphen aan de Rijn. Eind oktober 1914 verhuist het gezin Klinkenberg naar Katwijk en neemt zijn intrek in een woning aan de Stengelinstraat nr. 3. Ondanks het huwelijk van zijn moeder met Gerardus Klinkenberg behoudt Henk en zijn zuster Stien hun eigen naam, Van der Voet. In 1916 besluit Gerardus als keramist voor zichzelf te beginnen en huurt een bedrijfsruimte aan de Remisestraat. De Katwijk Aardewerk fabriek is een feit. In juli 1930 verhuist het gezin Klinkenberg wegens gezondheidsredenen van vader Gerardus naar Zeist. Henk en zijn zuster Stien blijven achter in Katwijk. Met deze verhuizing staat Henk, dan pas 23 jaar oud, plots aan het hoofd van het bedrijf. Henk is dan al geruime tijd bij zijn vader in de leer geweest en neemt de dagelijkse leiding van de fabriek op zich, terwijl zijn oudere zus Stien zich om de winkel bekommerd. In 1934 verhuisd zij na haar huwelijk met dominee Wouter de Jong naar Friesland, en staat Henk er alleen voor.

Het briefhoofd van Kunstaardewerk H. van der Voet in de NSB kleuren rood en zwart.

Het briefhoofd van Kunstaardewerk H. van der Voet in de NSB kleuren rood en zwart. E. Wolthaus

De zaken gaan goed

Het is 1938, Henk is inmiddels getrouwd met Lena de Bes en de zaken gaan goed. Het bedrijfspand is inmiddels eigendom geworden zodat er geen huur betaald meer hoeft te worden. In diverse winkeletalages is Katwijks aardewerk te bewonderen. Niet alleen als gebruiksvoorwerpen, maar er is ook een grote vraag naar souvenirs voor de grote stroom toeristen die de badplaats Katwijk jaarlijks bezoeken. De miniatuur Witte Kerkjes vinden gretig aftrek en bestaande kannetjes en vazen uit de catalogus worden voorzien van de tekst “Katwijk aan Zee”. Ook voor andere gemeenten in Nederland wordt er souvenirwerk geproduceerd. Henk’s werk is te herkennen aan de signaturen HV, HVoet en HvdV, vooraf gegaan door de letters KW. Deze worden voordat het aardewerk de oven ingaat door hem in de bodem gekrast.

Bij de NSB

Buurman Schelvis, Henk wendt zijn invloed aan om hem uit de gevangenis te krijgen zodat hij en zijn gezin kunnen onderduiken.

Buurman Schelvis, Henk wendt zijn invloed aan om hem uit de gevangenis te krijgen zodat hij en zijn gezin kunnen onderduiken. M. van Rijn

Inmiddels is Henk in politiek opzicht, net als vele kleine zelfstandige ondernemers in Nederland, geïnteresseerd geraakt in het Nationaal Socialisme van Mussert en heeft zich aangesloten bij de Katwijkse afdeling van de NSB. Dit lidmaatschap heeft als gevolg dat hij toetreed tot de WA en in zwart uniform door het dorp gaat. Henk staat in Katwijk bekend als een amicale kerel en is een graag geziene persoonlijkheid. Als zijn joodse buurman Aron Schelvis, van de ijssalon uit de Voorstraat, in de problemen komt en wordt gearresteerd, weet Henk hem samen met medewinkelier Dhr. Z uit de cel te krijgen. Schelvis krijgt hierdoor de gelegenheid om bij familie in Leiden onder te duiken, en zal daardoor samen met zijn gezin de oorlog overleven.

In Duitse krijgsdienst

Heilig overtuigd van zijn plicht als Nationaal Socialist treed Henk eind maart 1943 in Duitse dienst bij het Freiwillige Legion Niederlande. Het Legioen was opgericht in juni 1941 nadat de leider van de NSB Mussert en Generaal Seyffardt zich sterk hadden gemaakt voor een louter Nederlandse eenheid binnen de Waffen SS.  Vaak onder valse voorwendselen werd er binnen de afdelingen van de NSB vrijwilligers geronseld voor eenheden die in de praktijk helemaal geen Nederlandse gevechts formaties waren. Zo ook in het geval van Henk die op 31 maart 1943 uit Katwijk vertrekt naar SS-Ausbildungslager Sennheim in de Elzas waar hij bij de 6kompanie wordt ingedeeld.  Dhr. G.J. van der L. uit de Tramstraat wordt door Henk als zaakwaarnemer aangesteld. Van der L. is eveneens lid van de NSB en neemt in Henk’s afwezigheid de zakelijke leiding van de fabriek aan de Remisestraat over. Hij leidt op dat moment de Duralinit Naadlooze Vloerenfabriek en is een goede bekende van Henk.

Een tegeltableau gemaakt door Henk van der Voet in 1942.

Een tegeltableau gemaakt door Henk van der Voet in 1942. E. Wolthaus

Sennheim

SS-Ausbildungslager Sennheim bevindt zich in het huidige Cernay aan de Frans-Duitse grens, en was ironisch genoeg gevestigd in een voormalige inrichting voor geesteszieken. Henk komt daar te zitten tussen vrijwilligers uit, wat door de Nazi’s, Germaanse landen worden beschouwd. In Sennheim houden de Nazis zich grotendeels bezig met het opleiden van onderofficieren die in een later stadium bij een willekeurige SS gevechtseenheid zullen worden geplaatst voor een militaire basistraining. De opleiding die men in Sennheim genoot was niet gewapend en de nadruk lag in de eerste instantie op sport en studie.

Het afscheid valt niet mee

Thuis in Katwijk gaan de zaken gewoon door. In mei 1943 viert medewerker Chris Snijder uit de Waal Malefijtstraat  zijn 25 jarige jubileum bij de Katwijk Aardewerk fabriek en ontvangt hij een brief van Henk, geschreven op 11 april 43, vlak na zijn aankomst in Sennheim. Henk feliciteert hem met zijn jubileum en wenst hem geluk en wijsheid in zijn verdere loopbaan. Het afscheid was hem weliswaar zwaar gevallen, maar hij was toch blij dat hij uiteindelijk gegaan was. Henk was tevens van mening dat hij al veel eerder dienst had moeten nemen om zijn idealen te dienen.

De BS doet huiszoeking in huize van der Voet aan de Parklaan no. 1

De BS doet huiszoeking in huize van der Voet aan de Parklaan no. 1 D. Hoek

Een roemloos einde

In de oorlog krijgen Henk en Lena twee kinderen, zoon Nico, vernoemd naar zijn opa, en dochter Theodora. Deze laatste wordt precies een jaar voor de bevrijding geboren op 5 mei 1944 in de kraamkliniek van het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Deze heugelijke gebeurtenis wordt op 12 mei 1944 gemeld in de familieberichten van het NSB orgaan de Volk en Vaderland. Henk is dan reeds bevorderd tot SS Rottenfuhrer (korporaal) en bevindt zich op het moment van haar geboorte met zijn eenheid ergens in Rusland. Eind april 1945 gaat het echter fout en komt Henk op 29 april om in de omgeving van Berlijn in de eindstrijd tegen de Russen. Hierna houdt Kunstaardewerk H. van der Voet op te bestaan. Na de bevrijding  doet de BS in zijn huis aan de Parklaan een huiszoeking op zoek naar belastend materiaal voor een zaak tegen Henk. Niet wetende dat dit reeds vergeefse moeite is. Lena en haar twee jonge kinderen worden afgevoerd en geïnterneerd.

Erfenis

Na zijn dood laat Henk in de vorm van duizenden stukken aardewerk een erfenis na die Katwijk op keramiek gebied destijds op de kaart zette. Vandaag de dag vinden zijn objecten nog steeds gretig aftrek bij antiquairs en verzamelaars. Het voormalige fabriekspand aan de Remisestraat is er vandaag de dag nog steeds en doet nu dienst als showroom van Smederij Haasnoot. In 2005 verschijnt van de hand van José Plevier het boek “Katwijk Aardewerk en Klinkenberg Zeist 1916-1996. Dit boek geeft een goed overzicht van het oeuvre van Katwijk Aardewerk en het werk van Henk van der Voet. De levensloop van de familie Klinkenberg komt uitgebreid aan bod en tevens worden de productieprocessen gedetailleerd toegelicht.

Dat Katwijk Aardewerk ook in Katwijk nog steeds tot de verbeelding spreekt bewijst de tentoonstelling die in augustus 2010 plaatsvindt in Galerie de Kunstberg. Deze wordt uitermate goed bezocht, waarbij men tevens in de gelegenheid is om een authentiek stukje Katwijk Aardewerk aan te schaffen. Dat na de oorlog een groot deel Katwijk’s aardewerk als hopeloos ouderwets werd bestempeld en uiteindelijk in de vuilnisbak terechtkwam wordt voor het gemak maar even vergeten.

Widerstandsnest 238

Baupunkt 189 – Landgoed Offem

Deze stelling lag op het landgoed Offem te Noordwijk-Binnen. Hier waren door de Duitsers 13 bunkers gebouwd waarvan er 1 in St, dus met een wand en dakdikte van 2 meter, gebouwd was. Dit was een bunker van het type 616. Een zelfde bunker was gebouwd in Widerstandsnest 2a, bij het vliegveld. Telefoonlijnen vanuit de omgeving kwamen samen in deze bunker, welke bestond uit een afwachtingsruimte, nabijverdedigingsruimte en een ruimte voor kabelrollen. In de jaren ’60 is de bunker tezamen met de andere werkjes gesloopt. Daarom is er helaas niets meer van de stelling te vinden.

Gaten worden geboord om explosieven te plaatsen.

In de telefoonbunker worden gaten geboord om explosieven te kunnen plaatsen. Gemeente Noordwijk

Het merendeel van de bunkers binnen de stelling, 11 stuks, stonden een eindje bij de telefoonbunker met bijbehorende waterbergplaats vandaan. Het betrof hier 6 manschappenbunkers, 2 munitiebergplaatsen, een bakkerij met waterbergplaats, nog een waterbergplaats en een levensmiddelen bergplaats.

De telefoonbunker op landgoed Offem liet zich niet zonder slag of stoot kraken.

De telefoonbunker op landgoed Offem liet zich niet zonder slag of stoot kraken. Gemeente Noordwijk