Met zijn elfhonderd inwoners is Valkenburg voor de oorlog een klein dorp dat bestaat uit naar schatting 250 huizen en boerderijen omringd door polders en landbouwgrond. Met als statig middelpunt de NH kerk aan het Castellumplein.
De kerk is gebouwd in 1844 op de resten van de oude fundering uit 1600. Het kerkje wordt gebouwd voor het toenmalige bedrag van 6500 gulden en bestaat in de eerste instantie uit een stenen gebouw en een houten kerktoren. Tijdens stormachtig weer en bij het stevig luiden van de klok gaat het hele gevaarte heen en weer. Hier wordt door de Katwijkers en de Rijnsburgers regelmatig de spot mee gedreven met de uitspraak: ” Juh! kijk uit dat je kerktoren niet wegwaait”. Er was op het moment van de bouw van de kerk nog geen geld voor de bouw van een stenen toren, deze is uiteindelijk in 1929 wel gerealiseerd. In tegenstelling tot de meeste andere kerktorens in Nederland was de Valkenburgse toren gemeente eigendom en viel niet onder staatsbezit.
Op 15 mei 1940 liggen de straten van Valkenburg bezaaid met met puin en granaatschreven. Mensen lopen met een doek over de mond door het dorp. De doordringende geur van brand en de ontbindende lichamen van mens en dier is bijna niet te harden. Het dorp is vijf dagen lang het toneel geweest van een verbeten strijd tussen Nederlandse en Duitse troepen om het vlakbij gelegen vliegveld Valkenburg. Nederlands geschut heeft met beschietingen vanuit Katwijk, Noordwijk en Oegstgeest het dorp veranderd in een rokende puinhoop. Een groepje Duitse officieren begeeft zich door het dorp en neemt de schade in ogenschouw.
Een Duitse fallschirmjäger fietst over de Middenweg richting de N.H. kerk. E. Wolthaus
De oude kern van het dorp is het zwaarst getroffen. De als hospitaal ingerichte gemeenteschool en de NH kerk zijn volledig verwoest door een aantal voltreffers. Hetzelfde geldt voor de smederij en de winkel van Meurs waar de voorgevel zwaar is beschadigd. Dit in tegenstelling tot het rijtje huizen rechts aan de Middenweg, die wel geraakt zijn, maar er met de nodige glas en scherfschade vanaf komen. De zijgevel van nr. 33 is slechts licht geschampt terwijl nr. 21, het hoekhuis aan de kant van de kerk, bezaaid is met inslagen. Een Duitse parachutist spoed zich zojuist op de fiets over de Middenweg van het vliegveld naar het dorp, hemelsbreed een afstand van niet meer dan 500 meter. Bij de familie van Leeuwen aan de Straatweg nr. 100 heeft een voltreffer een groot gedeelte van het dak weggeslagen. Een viertal Duitse soldaten staan op zolder door het gapende gat te kijken als een andere soldaat hen op de foto zet. Het huis zal bij de wederopbouw voorzien worden van een nieuwe kap en een nieuwe voorgevel.
Een viertal Duitse soldaten op de beschadigde zolder van de familie Van Leeuwen aan Straatweg nr. 100. E. Wolthaus
Ook het waterleidingnet krijgt te lijden onder de oorlogshandelingen. In mei 1940 ligt in Valkenburg in totaal een buizennet van 1473 meter, verzorgd door de Leidsche Duinwater Maatschappij. Eén van de hoofdbuizen wordt door een granaatinslag plaatselijk vernield waardoor de waterlevering in het dorp anderhalf uur wordt onderbroken. Na het dichtzetten van de nodige afsluiters hetgeen met grote moeilijkheden en gevaar gepaard ging, kon over de tweede hoofdbuis weer water aan het dorp worden geleverd.
De hemdsmouwen worden collectief opgestroopt en de nog bruikbare materialen als dakpannen en bakstenen worden zorgvuldig verzameld in afwachting van een nieuwe bestemming. De bevolking krijgt hulp van Nederlandse militairen met het ruimen van het puin en dichtspijkeren van ramen en deuren. In de tussentijd zijn diegenen die dakloos zijn geworden en niet bij vrienden of familie onderdak gevonden hebben gedwongen om tijdelijk hun toevlucht te nemen in schuren, kelders of noodwoningen.
Er wordt hard opgetreden tegen plunderaars. Twee broers van 18 en 23 jaar oud uit de omgeving van Leiden zien in juni 1940 twee jaar cel tegen zich geëist worden. Beiden waren op 15 mei de woning van C. Langeveld binnengedrongen. De buit was een gouden tientje, een paar pakjes thee en een horloge. Tevens worden de mannen beschuldigd van het leegdrinken van een flesje limonade. De daders worden echter snel door de politie ingerekend en leggen op 30 mei 1940 een volledige bekentenis af voor de Haagse rechtbank. Officier van Justitie Mr. Zaayer benadrukt in zijn slotpleidooi dat zulke kruimeldiefstallen in normale omstandigheden zouden worden gerekend, maar omdat ze in oorlogstijd gepleegd zijn wordt een aanzienlijke hogere straf geëist. Het is niet belangrijk wat er gestolen, maar dat er überhaupt gestolen is. C. Langeveld had tijdens de oorlogsdag zijn huis opengesteld voor onderdak aan vluchtelingen. Het gezin Langeveld heeft tenslotte op 14 mei toen de situatie te gevaarlijk was geworden werd het huis afgesloten en verlaten. Nadat de familie Langeveld de woning verlaten had is de deur geforceerd en is er door onbekenden enig bankpapier gestolen, daarna zijn de beide broers de woning binnengetreden. De mannen werden snel na de inbraak gearresteerd en de gestolen goederen zijn inmiddels teruggeven aan de rechtmatige eigenaar.
Eerste prioriteit voor het geteisterde dorp is de wederopbouw. Landelijk werd er door de bevelhebber van Land- en Zeemacht al op 18 mei 1940 de opdracht gegeven tot de instelling van het Regeeringscommissariaat voor den Wederopbouw. Deze had als taak de herbouw van door oorlogsgeweld verwoeste- en het herstel van beschadigde woningen en gebouwen te coördineren. Deze organisatie was gevestigd in Den Haag en stond onder leiding van Dr. Ir. J.A. Ringers, als ‘Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw’. Men was in de eerste instantie hoofdzakelijk belast met het bouwen van noodwoningen en het herstel van de infrastructuur.
Er wordt in samenwerking met de Duitse instanties in totaal voor eenentwintig van de meest zwaar getroffen plaatsen in Nederland een plan gemaakt. Naast o.a. Rotterdam, Middelburg en Amersfoort komt ook Valkenburg hiervoor in aanmerking. Eind 1940 zijn alle plannen gereed en is de wederopbouw in Nederland in volle gang. Gezien niet alle huizen op dezelfde plaats zullen worden herbouwd wordt alle grond in een plan bij voorbaat onteigend. Dit gebeurde in sommige gevallen ook met grond die buiten het plan viel. Door middel van herverkaveling vindt er her-uitgifte van de onteigende grond plaats. Om de uitvoering van het nieuwe bebouwingsplan te begeleiden wordt een kantoor in Leiden geopend. Begin 1941 wacht men echter nog steeds op een Schadeloosstellings Verordening. Er is al wel bekend gemaakt dat men schade onder de 10.000 gulden voor de volle 100% vergoed zal krijgen.
De kosten voor Rotterdam zijn geraamd op 12 miljoen gulden, voor de wederopbouw van Valkenburg wordt door de commissie Bakker Schut van de Rijksdienst voor het Nationale Plan een schatting van 350.000 gulden gemaakt. Het uiteindelijke bedrag zal twee keer zo hoog zijn. Hierbij is de inventaris van de vernielde woningen niet inbegrepen. In totaal zijn 20% van de Valkenburgse woningen onbewoonbaar geworden, de rest is licht tot zwaar beschadigd. Slechts 10% van de huizen is nog geheel intact. Men gaat niet bij de pakken neer zitten en het initiatief wordt genomen om een ‘Hulp aan Valkenburg’ comité op te richten. Naast de Burgemeester en de Dominee nemen hier een aantal prominente Valkenburgers in plaats. In 1940 is er in Nederland nog voldoende bouwmateriaal voorradig om snel met de eerste herstelwerkzaamheden aan te vangen. Deze zijn begin 1941 nagenoeg allemaal afgerond en kan men met de feitelijke wederopbouw beginnen.
Uit al het kwade moest toch iets goeds komen. Men is van mening dat de plannen zich niet alleen moesten beperken tot de verwoeste kernen, maar dat er ook gekeken moest worden naar uitbreiding en verbeteringen. De verbetering van de Straatweg (nu Hoofdstraat / Voorschoterweg) waar de stenen al vanaf begin 1940 klaarliggen zal nu in het kader van de wederopbouw plaatsvinden. Men maakt van de gelegenheid gebruik om hinderlijke verkeersobstakels in het dorp op te ruimen en riolering aan te leggen. Tevens wordt er een nieuw kerkhof aan de Kruisweg ingericht.
Door de gemeente Valkenburg worden er diverse opdrachten tot nieuwbouw en renovatie plannen verstrekt. Gemeenteopzichter J. Haasnoot krijgt de opdracht om twaalf arbeiderswoningen te ontwerpen. Men begint ook met de bouw van een houten noodkerk op het grasveld naast de voormalige NH kerk. Deze wordt op 21 juli 1940 in gebruik genomen en doet bijna 10 jaar dienst. Naast de gemeentelijke opdrachten zijn er ook particuliere opdrachten, hiervoor wordt architectenbureau Van der Laan uit Leiden in de arm genomen. Vader Leo Van der Laan had zich in 1921 geassocieerd met diens zoon Jan en waren onder andere verantwoordelijk voor het ontwerp van het Vroom en Dreesmann gebouw aan de Aalmarkt in Leiden. Door G. de Wit en de familie De Vries wordt aan hen de opdracht verstrekt om een aantal nieuwbouw en renovatie plannen te maken voor een aantal woonhuizen en een dienstgebouw, alsmede voor een brug bij de nieuwe begraafplaats. Met de uitvoering van de plannen wordt begonnen in 1941 en deze zullen duren tot 1943. De Kruisweg en de Broekweg worden uitgebreid aangepakt waardoor het Castellumplein zijn huidige vorm krijgt. Ook wordt er aanbestedingen afgegeven voor een nieuwe gemeenteschool en café. Straatnamen veranderen en huizen moeten worden ongenummerd.
In de oorlogsjaren was er al wel het besef van cultuurbehoud. De vereniging Oud Leiden meldt in februari ’41 tijdens haar jaarlijkse algemene vergadering de vernieling van de hofsteden Rhijnvliet en Sonneveld. Tevens het verlies van de watermolen in de gecombineerd Ruijgenlaansche en Zonneveld polder, een waterschap uit 1817 dat lag op Valkenburgs en Wassenaars grondgebied. Het ontbreekt de vereniging echter aan de financiën om de panden uit kunsthistorisch oogpunt aan te kopen en te restaureren. Vele monumentale panden in Valkenburg vallen dan uiteindelijk ook ten prooi aan de slopershamer.
Een gevelsteel die herinnerd aan de wederopbouw van 1942. E. Wolthaus
Op landelijk niveau worden er door enkele grote fabrikanten bouwmaterialen als schepkalk en gresbuizen aan de getroffen gebieden geschonken. De Nederlandsche Dakpannen Conventie stelt 100.000 dakpannen voor de wederopbouw ter beschikking. Deze materialen worden verdeeld door ‘de Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw’. Net als aan Vlissingen en Den Helder worden er 8000 dakpannen aan Valkenburg toegewezen. Deze worden in oktober 1940 naar het dorp vervoerd.
Naast materiële hulp is er ook sprake van financiële steun voor Valkenburg. Bij de eerste gemeenschappelijke kerkdienst in de openlucht wordt het astronomische bedrag van 25.000 gulden opgehaald. Door de aanwezige Leidse kerkgangers wordt er met gulle hand gegeven. De buurgemeente Wassenaar schenkt 5000 gulden, en bij een collecte in Voorschoten voor de oorlogsslachtoffers van Voorschoten en Valkenburg wordt ook nog eens 930 gulden opgehaald. Tevens worden er goederen in de vorm van kleding en meubilair ingezameld. Ook aan de boeren wordt gedacht. De Agrarische Belangen Vereniging VEBO uit Leiden stelt financiën ter beschikking om het in de oorlogsdagen gedode vee te vervangen. Van deze bedrijfsschade wordt een aparte lijst gemaakt die uiteindelijk een honderd stuks vee bevat.
Naast steun vanuit overheidswege zijn er ook burger initiatieven om de Valkenburgers te steunen in de wederopbouw van hun dorp. Op zondag 23 mei 1940 wordt er tussen de voetbalverenigingen ASC, UVS, LFC en Lugdunum een voetbal toernooi georganiseerd waarbij de opbrengst ten goede zal komen aan het comité ‘Hulp aan Valkenburg’. Op 23 juni 1940 wordt de jaarlijkse Nationale collecte in Leiden gehouden en brengt 5862 gulden op. De commissie die met de organisatie is belast is heeft tevens 5500 gulden voor Valkenburg ontvangen. Bij het Leidsch Dagblad is voor dit doel ook nog eens 4300 gulden aan giften binnengekomen.
Naast de vele geldelijke en materiale steun uit alle hoeken van het land wordt er vanuit de gemeente Katwijk iets heel anders naar Valkenburg gestuurd. Het betreft een een declaratie waarbij de kosten in rekening worden gebracht die door de gemeente zijn gemaakt voor het opvangen van de vluchtelingen uit Valkenburg op 12, 13 en 14 mei 1940. Het leveren van strozakken, kleding en voedsel voor de evacuees, eveneens de huur van een auto komt alsnog voor de rekening van de gemeente Valkenburg.
De betaling van het gedeclareerde bedrag ad f. 103,34 wordt gaarne tegemoet gezien.
Namens de burgemeester,
is getekend: loco-burgemeester J. Dubbeldam.
Dezelfde wethouder / loco-burgemeester Dubbeldam zou na de oorlog ‘vrijwillig’ aftreden omdat hij betrokken was geweest bij een aantal dubieuze taxaties van Valkenburgse woningen die plaats moesten maken voor Duitse verdedigingswerken.
Wie vandaag de dag door het oude centrum van het dorp loopt en de moeite neemt om zijn ogen de kost te geven kan nog steeds de sporen van vernietiging uit de oorlogsdagen zien. De herinneringsstenen van de wederopbouw die in de gevels van de huizen zijn gemetseld zijn het symbool van de onverzettelijke Valkenburgers die hun dorp na de verwoesting weer herbouwd hebben.
De Katwijkse visserij in oorlogstijdIn de jaren 1940 -1945 zijn door oorlogshandelingen zeker 186 inwoners van de gemeente Katwijk overleden. 166 van hen worden met naam, geboortedatum en als ze dat hadden, met hun beroep vermeld, keurig genummerd van 1 tot 166 in “Het jaarboekje voor geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en omstreken, 1946”. Vier kleine jongens, die spelend op het strand een zeemijn vonden, die ze voor een bal aanzagen werden op slag gedood. Dit gebeurde jaren later.
Ook het niet terugkeren na de oorlog van 16 zeelieden, van de marine en de grote vaart is pas later geregistreerd. In het bovengenoemde jaarboekje wordt vermeld dat 99 mannen op zee zijn omgekomen. 13 van hen zouden bij de koopvaardij gevaren hebben, 2 bij de marine en de overige 84 bij de zeevisserij. Ondanks dit grote aantal en het grote belang dat de visserij altijd voor Katwijk heeft gehad, wordt er over deze verliezen eigenlijk heel weinig gesproken, en zou de indruk kunnen bestaan dat bij de herdenkingen van 4 mei deze slachtoffers, en hun nabestaanden, een vergeten groep vormen. Dit lijkt niet terecht.
Bij het uitbreken van de oorlog telde de vloot zo’n 160 schepen, waarvan er 57 verloren zijn gegaan. Omdat de vloot bestond uit “vleetschepen”, die ’s winters niet uitvoeren vielen bijna alle schepen in Duitse handen. Veel zijn er in beslag genomen. Wel werden er behoorlijke prijzen voor betaald. Deze schepen kregen een oorlogsbestemming, bijvoorbeeld voor de Duitse mijnendienst, of als patrouillevaartuig. Ze voeren onder een Duits nummer. Een bepaald gedeelte van de vloot bleef voor de visserij doorvaren. De schepen moesten binnen een bepaalde zone blijven vissen en meestal kreeg elk schip een Duitse gewapende militair als begeleider mee. Veel van de opbrengst was voor de Duitse voedselvoorziening bestemd. Enkele kleine schepen kregen toestemming voor “dagvisserij”, voor wat Katwijk betreft, vanuit Scheveningen.
Bij het doorlezen van de lange lijst van slachtoffers valt het op, dat de gegevens bijvoorbeeld luiden: “met de trawler Silvain IJM116 op 17 november vertrokken en niet weer gekeerd”, en dan volgt er een rijtje namen. Dat “niet weer gekeerd” zegt iets over de onzekerheid, de hoop die overging in wanhoop van de achterblijvers. De stoomtrawler Silvain was in 1912 in Wesermunde, Duitsland gebouwd en voer met een elfkoppige bemanning voor de Scheveningse rederij Groen. Begin december 1939 werd het schip vermist en aangenomen dat het na een aanvaring met een zeemijn gezonken was. Aan boord waren de Katwijkers stuurman M. Rovers en matroos C. Vooys.
Extra tragisch ook is het feit dat onder de diverse bemanningsleden er veel aan elkaar verwant waren. Op de IJM253 kwamen de gebroeders Krijgsman als kapitein en stuurman om het leven, op de kotter IJM222 twee broers Berkheij, en op de KW51 “Gloria” twee broers Ketting. Vader en zoon van Duijvenbode kwamen om op de KW26 “Aafje”. Bij verschillende schipbreuken kwamen in deze oorlog twee broers Dijkhuijzen en drie broers van der Plas, n.l. Cornelis, Dirk en Jan van der Plas om het leven.
Katwijkse schepen in de haven van Scheveningen in december 1941. E. Wolthaus
Als men zich afvraagt wat deze mensen bewoog dit levensgevaarlijke werk te blijven doen, zal het antwoord wel zijn, dat het enige alternatief was: te werk gesteld worden door en voor de Duitsers. Als je geluk had, dicht bij huis aan hun verdedigingswerken, of, in de meeste gevallen in Duitsland. Van omscholing was in die tijd geen sprake, van onderduiken in het begin van de oorlog evenmin. Hoofdzaak was: de kost moest verdiend worden voor ’t gezin, en de visserij leverde zeker extra voedsel op voor gezin en familie.
Toen de angst bij de Duitsers voor een invasie groter werd, viel de visserij practisch stil. Alleen de kleinere schepen mochten met de dagvaarten nog een tijdje doorgaan. In 1944 kwam ook hier een eind aan.
Fallschirm Ersatz- und Ausbildungs- Regiment Hermann GöringNa de bezetting van het vliegveld Valkenburg in mei 1940 zijn er tijdens de oorlogsjaren diverse eenheden gestationeerd geweest. De eenheid die het meest tot de verbeelding spreekt is het Fallschirm Ersatz- und Ausbildungs- Regiment Hermann Göring. Dit regiment was opgericht in 1935 door de bevelhebber der Luftwaffe Hermann Göring, en had als opleidingseenheid de taak om de Luftwaffe te voorzien van nieuwe personeel. En dan met name de Fallschirmjagereenheden en de FLAK troepen.
Van juni 1943 tot september 1944 waren soldaten van het regiment aanwezig in Katwijk. Men viel onder het commando van het 1e Fallschirm-Armee Student en de directe bevelvoerder was Hauptmann Wimmer. Hun onderkomen hadden de troepen in de barakken van het vliegveld aan de Wassenaarseweg. De eerste eenheid die in juni ’43 in Katwijk arriveerde was 4. schw. E. u. A. Rgt. HG, Feldpost Nr. : L 49878 L.G.P. Amsterdam. Deze groep bleef tot december 1943 op het vliegveld. Op hun hoogtepunt waren er meer dan 12.000 man van Division Hermann Göring aanwezig verspreid over heel Nederland.
Rekruten van de 21e Gruppe Hermann Göring bij de barakken aan de Wassenaarseweg. E. Wolthaus
Er werd getraind in luchtlandingstechieken en het bedienen van luchtdoelgeschut. Als materieel had de eenheid diverse stukken artillerie tot haar beschikking. In Katwijk waren o.a. een aantal 2cm FLAK kanonnen aanwezig. Hiermee werd FLAK personeel opgeleid en waren tevens onderdeel van de bescherming van het vliegveld. De 2cm FLAK 38 was ontwikkeld uit zijn voorganger de 2cm FLAK 30, die oorspronkelijk voor de Kriegsmarine was gemaakt. Deze verbeterde versie kon snel vervoerd worden en indien nodig op een driepoot geplaatst worden. De gebirgsjäger van de Wehrmacht maakten ook veelvuldig gebruik van het wapen omdat het uitermate geschikt was voor gebruik op een ongelijke ondergrond. De bemanning bestond uit 4 personen en de 2cm munitie werd op een speciaal daarvoor gemaakte aanhanger vervoerd.
Op 17 september 1944 was de 3e Compagnie van het Fallschirm Ersatz- und Ausbildungs- Regiment Hermann Göring ondergebracht in Katwijk. De eenheid bestond, net als de rest van het regiment, uit zeer jonge rekruten in de leeftijd rond 18 jaar, die sinds april 1944 in opleiding waren en geen enkele gevechtservaring hadden. De compagnie werd als onderdeel van het Bataillon Wossowsky, dat uit ongeveer 600 man bestond, richting Arnhem gedirigeerd om weerstand te bieden aan de geallieerden die in het kader van Operation Market Garden daar geland waren. Aangezien men op dat moment geen vervoer tot zijn beschikking had, werd er door het bataljon op 17 september met de fiets naar Arnhem vertrokken. Men was gedwongen deze tocht ‘s avonds en ‘s nachts af te leggen, dit vanwege het constante gevaar van geallieerde luchtaanvallen.
Bij de gevechten in en rondom Arnhem lijdt de 3e Compagnie uit Katwijk zware verliezen tegen de 1st British Airborne Division, aangevuld met de 1st Polish Independent Parachute Brigade Group. Men verliest al zijn officieren en bijna de helft van de manschappen. Onder de gesneuvelden is ook Oberleutnant Artur Wossowski zelf. Wossowski was van oorsprong afkomstig van een luchtdoelartillerie eenheid, en had geen enkele ervaring in het leiden van infanteriegevechten.
In Katwijk bleven de 1e, 2e en 4e compagnie achter, zoals te lezen in een passage uit het “Kriegstagebuch” van 30 augustus 1944.
Stützpunkt XXXVIII MLÜbernahme des Unterabschnitts Nordwijk-Katwijk durch 1./, 2./ und 4./ Fsch. Ers. u. Ausb. Regt. “Hermann Göring” abgeschlossen. Abgelöstes Batl. Delfs (1.-6./ und 10./SS Pz. Gren. Ers. u. Ausb. Batl. 4) ist zum Abmarsch in neuen Einsatzraum im Raum Nordwijkerhout versammelt.
Kriegstagebuch LXXXVIII AK
Dagrapport 30 augustus 1944
Samen met Baupunkt 171 vormde dit Baupunkt het Noordelijk landfront. Baupunkt 170 bestaat voornamelijk uit een grote tankgracht. Ook was er een bunker van het type 655 gebouwd binnen dit Baupunkt.
Vanaf de zeekant begon hier de noordelijke tankmuur. Baupunkt 170 en 171 waren dan ook onderdeel van het Noordelijk Landfront. Het Noordelijk Landfront bestond vooral uit tankversperringen, met hier en daar een bunkertje.
De muur ging op een gegeven moment over in een versperring met asperges. Dat is een versperring van betonblokken met daarin bielzen gegoten. Deze versperring was op sommige plekken wel 3 rijen dik. Ook was er een woonbunker van het type 502 gesitueerd binnen dit Baupunkt. Helaas is deze gesloopt.
Widerstandsnest 232Deze stelling bevind zich in het huidige natuurpark Nieuw-Leeuwenhorst vlak langs de Gooweg. Dit Widerstandsnest was onderdeel van het Noordelijk landfront. In de oorlog was de stelling gelegen langs de tankgracht. Voor het graven van de tankgracht werd het landhuis wat hier stond, gesloopt. De stenen van dit landhuis zijn later gebruikt om de bunkers van de stelling te bouwen. De tankgracht is vandaag de dag niet meer te herkennen. Een klein stukje ervan is bewaard gebleven en is nu een meertje in het natuurpark.
Binnen de stelling bevonden zich geen Ständige werken. Dat wil zeggen: geen werken met een wand en dakdikte van 2 meter of meer. Het waren allemaal gemetselde bunkertjes. Er waren geen bunkers gebouwd die als gevechtsopstelling dienden, maar voornamelijk werkjes die onderdak boden aan de bemanning van de stelling en de materialen. Binnen de stelling zijn door het BRV 12 werken opgemeten, namelijk: 4 woonschuilplaatsen, een toiletbunker, een bergplaats, een keukenbunker, een (water)bergplaats, een watertankbergplaats en nog 3 werkjes met onbekende functie.
Een van de bunkers op Nieuw Leeuwenhorst, nu ingericht als vleermuisbunker. D. Hoek
Bij de bewapening van de stelling lag de nadruk vooral op het oversteekpunt over de tankgracht aan de Gooweg. Hier stond een kanon van het kaliber 5cm opgesteld en waren mitrailleursnesten gevestigd. Ook waren er Goliath tankjes beschikbaar om een eventueel passerend geallieerd pantservoertuig uit te schakelen. Wegen waren tactisch belangrijke punten, vandaar ook dat juist hier dit complex gebouwd werd.
De ingang van een onderaardse bunker in park Leeuwenhorst. De bunker is afgesloten in verband met vleermuizen. D. Hoek
Van de Gooweg tot het Westeinde lag een zandwal. In deze zandwal was een loopgraaf gegraven. Er wordt zelfs gezegd dat er een gang door de zandwal heenliep richting het Westeinde. Of dit werkelijk zo is blijft een raadsel. Door de hele stelling liepen loopgraven.
Op 3 januari 1944 krijgt de stelling hoog bezoek. Generaalveldmaarschalk Erwin Rommel en nog 14 andere belangrijke personen, waaronder mensen namens het Generalkommando en de Wehrmachtbefehlshaber in die Niederlanden, bezochten de stelling. Dit bezoek was onderdeel van een inspectie van de verdedigingswerken in de kuststrook van IJmuiden tot Hoek van Holland. Tijdens het bezoek aan de stelling werd een demonstratie met een tank in de tankgracht gedaan. De tank kwam er echter gewoon doorheen. Na deze blunder werd de gracht aangepast.
Widerstandsnest 2bDit Widerstandsnest bevond zich in het duingebied vlak achter de telefoonbunker naast het Panbos. De stelling beschikte over drie stukken luchtdoelgeschut, waarschijnlijk van het kaliber 20mm. Binnen de stelling zijn zo’n 30 werken gebouwd. Dit waren voornamelijk VF-bunkers, wat betekende dat deze waarschijnlijk in zouden storten bij een voltreffer. Het geheel is onder andere bemand door militairen van de Fla.M.G.Res.KG 103.
De luchtafweerbatterij van bovenaf gezien. R. de Goede
De beddingen waren vierkante opstelplaatsen op het dak van een bunker. De opstelplaats van het geschut was te bereiken via een trap die de bunker in ging. In de bunker waren ruimten voor munitie en woonruimten. De drie beddingen stonden in het noordwesten van de stelling op een hoge heuvel, die te bereiken was via een oprit. Deze was breed genoeg voor een truck, dus konden vrachtwagens gemakkelijk via de Wassenaarse weg, langs de barakken, de luchtafweerstelling bereiken. Verder stonden er munitiebunkers, woonbunkers, een badhuis, toiletgebouwen, een commandobunker en een bunker met een bedding voor een zoeklicht. Er was in de zoeklichtbunker een zoeklicht van 60cm doorsnede geplaatst. Rondom de stelling waren ook een aantal tobruks geplaatst.
Widerstandsnest 2aDit Baupunkt bevond zich tussen de barakken van ‘Flugplatz Katwijk’. Op deze locatie was een telefoonbunker van het type 616 gesitueerd. Deze telefoonbunker was in spiegelbeeld gebouwd met het originele ontwerp en had maar 1 scherfmuur in plaats van 2. Er was een ruimte voor kabelrollen en bovenop de bunker bevond zich een ringstand. Vanuit deze bunker werden er verbindingen gelegd met andere Duitse stellingen. Door de hele Stützpunkt Gruppe lagen telefoonwerkjes die met elkaar in verbinding stonden.
Een Duitse Kabelschaltstelle, ofwel schakelstation, bij de kruising 1e Mientlaan – Wassenaarseweg. D. Hoek