Terug

Mobilisatie te Rijnsburg

In de jaren voor de oorlog was er al een voelbare spanning in Nederland. Er werden levensmiddelen gehamsterd en op initiatief van de Nederlandse regering werd er in 1939 een Centraal Distributie kantoor opgericht. Suiker was het eerste product dat op 11 oktober 1939 op de bon ging. Tijdens de oorlog zouden uiteindelijk alle levensmiddelen op de bon zijn.

De burgerwacht staat paraat

De Rijnsburgse burgerwacht oefende wekelijks in en om het dorp. Keurig in het gelid met hun geweren over de schouders marcheerde men door het dorp. Onder hen waren o.a. Gijs Vos, Cas Kort, Jan van Rootselaar, Jaap Zwaan en Kees Haasnoot. Ze hadden hun depot in het gebouw van de gemeentewerken naast de Wilhelminaschool in de Kerkstraat. In de winter kregen ze schietlessen in de oudste zaal van de veiling Flora en schoten met kogels gemaakt van leisteen. In de zomer hield men schietoefeningen onder de leiding van een officier van 4-RI uit Leiden. Deze oefeningen vonden plaats op de schietbanen van het Nederlandse leger aan de Cantineweg in Katwijk. Bij deze gelegenheid werd er wel met scherpe munitie geschoten. Tevens werd de luchtbescherming georganiseerd en er werden de eerste verduisteringsoefeningen gehouden.

Na de afkondiging van de Algehele Mobilisatie in augustus 1939 werd ook Rijnsburg de standplaats voor een aantal legeronderdelen. Alle dienstplichtigen van de lichtingen 1924 tot en met 1939 werden opgeroepen en moesten zich per direct bij hun eenheid melden. In Leiden was 4-RI gelegerd dus de meeste Rijnsburgers konden gelukkig in de buurt van hun woonplaats en familie blijven. Ondanks alle economische malaise leefde de bloemenhandel weer op en er was zelfs voorzichtig sprake van export.

De Emmaschool in de Smidssteeg is gevorderd door het Nederlandse leger.

De Emmaschool in de Smidssteeg is gevorderd door het Nederlandse leger. P. Breen

Uit alle lagen van de Rijnsburgse bevolking gaven de mannen gehoor aan de oproep. Wethouder van der Vijver werd als reserve-kapitein bij de Intendance in Den Haag opgeroepen. Kwekerszoon Dirk van Delft vertrok als soldaat naar II-4RI naar Noordwijk en Rob van Vreedendaal liet zijn pas overgenomen bakkerij en zijn vrouw en twee kinderen achter om als chauffeur transportdiensten te verrichten. Simon Leenheer uit de Smidstraat werd ingedeeld bij 4RI en kwam bij de verdedigers van het vliegveld terecht. Anderen vertrokken verder het land in richting de afsluitdijk of de Grebbelinie. In het geval van verlof was men verplicht om ook in uniform te lopen. Zo kon het dus gebeuren dat tijdens een verenigingsavondje men een geuniformeerde dorpsgenoot tegenkwam. Niet iedereen werd opgeroepen, Arie Heemskerk uit de Spinozalaan had vrijstelling van dienstplicht wegens broederdienst. Als er twee oudere broers al onder de wapenen waren kwam men hiervoor in aanmerking. Anderen waren van voor de lichting van 1924 en werden ook vrijgesteld van mobilisatie.

De eerste militairen in Rijnsburg

Als eerste arriveerden de officieren in het dorp. Daarna gevolgd door ruim 800 dienstplichtige soldaten. Al gauw waren militairen een vertrouwd gezicht geworden in het Rijnsburgse straatbeeld en maakten ze onderdeel uit van het dagelijks leven. De schoolbanken in de Julianaschool in de Hofstraat en de Emmaschool in de Smidsteeg moesten plaatsmaken voor houten britsen met strozakken als matras om respectievelijk het 1e Depotbataljon te huisvesten. Ook het houten gebouwtje waarin de christelijke kleuterschool aan de Brouwerstraat was gevestigd moest er aan geloven. De kleuters moesten onverbiddelijk plaatsmaken voor de Nederlandse soldaten.  De Staf afdeeling van het 1e Depot bataljon was onder andere gevestigd in de kantoren van de veiling Flora. Samen met het kantoor van de fabriek C.D. van der Vijver de enige twee panden in Rijnsburg die in deze periode reeds waren voorzien van centrale verwarming. De komst van de soldaten zorgde bij sommigen voor gemengde gevoelens. Voor de scholing van de Rijnsburgse kinderen moest op stel en sprong andere maatregelen getroffen worden en een aantal gingen helemaal niet meer naar school.

Met wegbewijzering werd aangegeven waar de diverse legeronderdelen te vinden waren in het dorp.

Met wegbewijzering werd aangegeven waar de diverse legeronderdelen te vinden waren in het dorp. P. Breen

Voor de Openbare School in de Kerkstraat werd naast het huis van burgemeester Höweler een houten barak geplaatst die dienst moest doen als wachtlokaal voor de kantonnementswacht. Een kantonnement werd door een kantonnementscommandant geleid, en dit was in de regel de commandant van de grootst aanwezige opleidingsgroep. De Kantonnementen waren allemaal in het westen van het land ingericht en de commandant rapporteerde in oorlogstijd direct aan de Commandant van de Vesting Holland. Rijnsburg werd in 1939 vereerd met een bezoek van ZKH prins Bernhard die een kijkje kwam nemen naar het onderkomen van de troepen in de Emmaschool en Julianaschool.

Daarnaast was er in het dorp sprake van een 2e batterij en een batterij treinpersoneel. Dit was een reeks wagens met allerlei benodigdheden van levensmiddelen tot reserveonderdelen en van uniformen tot munitie. Vaak bestonden deze uit eenvoudige paard en wagen. Tenslotte was er nog een 3e batterij deze was gehuisvest in de Emmaschool, de school van meester Pieper in de toenmalige Smidsteeg. De officieren vonden grotendeels onderdak in huizen in de Hofstraat en de Oegstgeesterweg. In de loop van 1939 werd aan het 1e Dep Bat. een instructiebatterij van IV Dep.BA toegevoegd. Verminderd met een detachement dat in Katwijk aan Zee lag. Dit onderdeel bereden artillerie was uitgerust met een aantal stuks 7 veldgeschut getrokken door paarden. De paarden werden ondergebracht in de grote hallen van de veiling Bloemenlust aan de Oegstgeesterweg die voor deze doeleinden gevorderd waren door het Nederlandse leger. De militairen vermaakten zich opperbest en dat gaf de Rijnsburgers weer moed.

Depotbataljons waren de eenheden waar militairen hun basistraining ontvingen alvorens bij parate eenheden te worden ingedeeld. De jonge en over het algemeen onervaren soldaten in de Depotbataljons waren ingedeeld in meerdere compagnieën, meestal meer dan de gangbare drie bij een paraat onderdeel. Binnen de depotcompagnie werden militairen van dezelfde opkomst geoefend door een instructiekadergroep. In de regel werd zowel (reserve) kader als reguliere soldaat geoefend bij het depot van het betreffende dienstvak. Voor beroepskader gold altijd, en voor reservekader vaak, dat een kaderopleiding elders werd genoten. Reserve onderofficieren werden meestal alleen op het depot van hun dienstvak opgeleid.

H.L. Breen, uiterst links, met zijn klasje rekruten.

H.L. Breen, uiterst links, met zijn klasje rekruten. P. Breen

Luitenant H.L. Breen

Een Nederlandse officier die in augustus 1939 naar Rijnsburg werd gestuurd was H.L. Breen. Geboren in 1914 was hij ingedeeld bij stamregiment 1 RA. Op 1 januari 1939 was hij bevorderd tot 1e luitenant en vanaf 25 augustus 1939 is hij voor een drietal weken in Rijnsburg werkzaam geweest bij de 1ste batterij van de 1ste depotafdeling, waarna hij vertrok naar de 3de batterij van datzelfde onderdeel. Na een aanbevelingsbrief van een commandant van 3-1-4 Depot Bereden Artillerie Th.M. de Marie kreeg hij later in Rijnsburg het commando over de 4de batterij. Bij het uitbreken van de oorlog had hij een staffunctie in Zuidoost Brabant. In juni 1943 werd hij gearresteerd vanwege het feit dat het gezin Breen een ondergedoken student in huis had, en hij fraude had gepleegd op het gemeente secretarie met stempels voor persoonsbewijzen. Na eerst een jaar als politiek gevangene in kamp Vught te hebben gezeten, werd hij daarna eind mei 1944 op transport gesteld naar het concentratiekamp Dachau in zuid Duitsland. De leefomstandigheden in Vught waren totaal anders dan in Dachau. De krijgsgevangenen hadden het aanzienlijk veel beter dan de politieke gevangenen. Dit was aanleiding voor zijn vrouw en haar vader in het najaar van 1944 om hem, vanwege het feit dat hij als Nederlands officier gediend had, alsnog in krijgsgevangenschap te krijgen. Dit is helaas niet gelukt. In 1929 waren er voor krijgsgevangenen verdragen afgesloten, ook Duitsland was ondergetekende van die verdragen, en men hield hier zich redelijk hieraan. Bijvoorbeeld de rode Kruispakketten aan politieke gevangenen kwamen zelden aan, en ze werden werden voor slavenarbeid gebruikt. Na de oorlog is Dhr. Breen in 1952 benoemd tot burgemeester van de gemeentes Zegveld en Kamerik. En van 1966 tot 1976 was hij burgemeester van Rijnsaterwoude, Leimuiden en Nieuwveen gelegen in het Groene Hart.

De komst van burgemeester Höweler

Na het afscheid van burgemeester Bosschieter werd op 16 September 1939 burgemeester Höweler geïnstalleerd in Rijnsburg. Hij werd door de militairen van IV Dep.BA onder leiding van Kapitein C. Tonnet in de met vier paarden bespannen regimentswagen onder grote belangstelling binnengehaald. Wachtmeester Geurts zat als een volleerd menner op de bok. Om de gelegenheid vast te leggen werd er door de voltallige gemeenteraad en alle ambtenaren samen met Kapitein Tonnet en de nieuwe burgervader voor het Raadhuis voor de foto geposeerd. Tonnet was een beroemd ruiter die aan de Olympische spelen van 1928 Nederland had vertegenwoordigd. Op 10 en 12 Mei verwierf Kapitein C. Tonnet een Bronzen Kruis voor de beschieting met een 7 veld en voor zijn persoonlijke leiding bij aanval op de dakpannenfabriek op 12 mei. Een stuk 7 veld geschut van IV Dep.Ber. Art. wordt in de oorlogsdagen verplaatst naar de duinen tussen Wassenaar en Den Haag om daar een sectie 8 staal van het IV Depot Ber. Art. af te lossen.

Kerk en maatschappij

Voor de streng gelovige Rijnsburgers vormde het Nationaal Socialisme een bedreiging voor kerk en maatschappij. In de vergadering van de hervormde kerkvoogden onder leiding van Ds. Niftrik werd er op 4 januari 1940 besloten om 50 extra kerkboekjes aan te schaffen met het oog op het kerkbezoek van de in Rijnsburg gelegerde militairen. Er kon door Ned. Hervormde soldaten worden gekerkt in de in 1928 gerealiseerde Zaal voor Christelijk Belangen aan de Brouwerstraat of de in 1922 verder uitgebreide Grote of Laurentiuskerk in de Kerkstraat. De Gereformeerden konden terecht in de Petrakerk aan de Korte Voorhouterweg of in de Rapenburgkerk aan de Vliet waar op 13 augustus 1939 vanuit de gemeente Kampen Ds. Henk Post beroepen was.

Voor nieuws van thuis waren de soldaten afhankelijk van veldpost. Het hoofdexpeditiekantoor van de veldpost was gevestigd in Den Haag. Eerst in het postkantoor van de P.T.T. aan het Prins Hendrikplein, maar sinds 1 september 1939 in het nieuwe postkantoor aan de Johan Camphuisstraat. In Leiden en Utrecht waren nog twee expeditiekantoren. Daarnaast waren er nog 13 veldpostkantoren. De gezamenlijke sterkte was 400 man personeel. Vanuit de veldpostkantoren werd de post verdeeld door de facteurs (militaire postbodes) van de legeronderdelen. De post voor Rijnsburg ging via Expeditiekantoor B in Leiden.

Enkele militairen van de staf houden kantoor in de veiling Flora.

Enkele militairen van de staf houden kantoor in de veiling Flora. P. Breen

Een extreem koude winter luidde het einde van 1939 en het begin van het jaar 1940 in. In het kader van de luchtverdediging werden op 6 februari 1940 terreinen in Katwijk , Wassenaar en Rijnsburg aangewezen door de Lt Generaal van de luchtverdediging. In oktober 1939 stond er al een batterij luchtdoel artillerie opgesteld in een weiland tussen Oegstgeest en Rijnburg . In de loop van 1940 kwam de dreiging van een Duitse aanval steeds dichterbij en naar aanleiding van de “Verhoogde graad van strijdvaardigheid”, werden op 8 mei 1940 in de loop van de avond de instructie Batterij 7-veld-III Depot vanuit de Seeligkazerne in Breda achter de waterlinie naar Rijnsburg in de Vesting Holland verplaatst. Deze kwam op 8 mei om 23:30 aan op het station in Leiden. In verband met ruimtegebrek in Rijnsburg werden 3 korporaalsklassen van ongeveer 50 korporaals en manschappen en de twee klasse-instructeurs, de beroeps wachtmeesters Meyer en Meeuwsen, en circa 100 paarden geplaatst te Katwijk aan Zee bij I Depot B.A. onder commando van de kapitein Mr. J.C. van Heuven. Orders voor de artilleristen werden aangenomen vanuit de commandopost in Rijnsburg. Dit gebeurde per fiets in verband bij het ontbreken van een telefoonverbinding.

Mei 1940

Op 9 mei 1940 werden ‘s morgens de paarden, tuigen en kamers van III Depot verzorgd, waarna er in de middag met een aantal paarden en manschappen terug werd gegaan naar het station in Leiden om een aantal vuurmonden van het type 7 veld en 8-staal op te halen en deze naar Rijnsburg te brengen. Om ongeveer 17.30 uur werden de orders voor de volgende dag gehaald bij kapt. Tonnet te Rijnsburg. Tijdens de gehele mobilisatieperiode werden er landelijk meer dan zestig goederentreinen ingezet om de in totaal 14000 gevorderde paarden door heel Nederland te vervoeren. In de ochtend van de 10e Mei werden wachtmeester (capitulant) Meeuwsen en korporaal Lioni ieder tien patronen gegeven en opgedragen zich per fiets wederom naar Rijnsburg te begeven om aldaar instructies te ontvangen.

De Instructie batterij 7 veld bevindt zich in goeden welstand te Rijnsburg.

Kapitein Tonnet

Melding naar het opperbevel na de capitulatie

Bij Koninklijk besluit van 1 augustus 1950 nr 16 werd Kapitein Tonnet postuum benoemd tot ridder der vierde klasse van de Militaire Willemsorde. De Lt.Kol. Tonnet kazerne in het Harde is later naar hem vernoemd. Met uitzondering van soldaat Dirk van Delft zijn er in de meidagen van 1940 verder geen dienstplichtige Rijnsburgers gesneuveld. Zij keerden allen veilig terug naar Rijnsburg.

Graf von Sponeck, slachtoffer van zijn eigen regiem Volgende verhaal

Wil je bijdragen aan dit verhaal?

U kunt ons helpen door dit verhaal aan te vullen en waar nodig te corrigeren!

Heeft u nog materiaal dat wij kunnen gebruiken om dit verhaal nog beter te maken? Neem dan contact met ons op, zodat we onze website zo compleet mogelijk kunnen houden.

E-mail mail Facebook