Erik Wolthaus Jobje Barnhoorn, een Katwijkse verzetsvrouw

Als men het heeft over namen van vrouwen in het Nederlandse verzet kom je al snel uit bij Hannie Schaft, Reina Prinsen Geerligs en Atie Visser. Een naam minder bekend, maar zeker niet minder belangrijk, is die van de Katwijkse Jobje Barnhoorn. Zij en haar man waren actief in de zogenaamde Talboo groep uit Oegstgeest. Deze groep was genoemd naar hun leider Theophile Talboo en hield zich voornamelijk bezig met het laten onderduiken van Joodse kinderen.

Katwijk

Jobje Barnhoorn

Jobje Barnhoorn E. Wolthaus

Jobje werd geboren als eerste dochter van Cornelis Barnhoorn en Jannetje Koster op 30 juni 1910 in Katwijk. Naast Jobje telde het gezin nog acht kinderen. Ze ontmoet de Oegstgeestenaar Reinier van Kampenhout en treedt in januari 1932 op 21 jarige leeftijd met hem in het huwelijk. Het stel verhuisd naar Leiden en betrekt een woning aan de Sumatrastraat nr. 22. Reinier werkt als aannemer, maar zou na verloop van tijd hiermee stoppen om al zijn tijd en energie te besteden aan het verzetswerk.

‘Ome Frits’

Van Kampenhout, in verzetskringen beter bekend als Ome Frits van Dongen, groeide op die manier uit tot een belangrijke verzetsleider in de regio Leiden-Oegstgeest-Leiderdorp. Als lid van de L.K.P. – de Landelijke knokploegen had hij deelgenomen aan gevaarlijke en gewaagde sabotage acties. De L.K.P. overvielen distributie kantoren voor bonkaarten en persoonsbewijzen. Ze hadden politieke gevangenen bevrijd, bruggen opgeblazen en zelf kleine Duitse detachementen aangevallen.

Affaire

Het huwelijk tussen Jobje en Reinier bleef kinderloos en was volgens de overlevering geen gelukkige aangelegenheid. Echter door het werk van haar man raakte ook Jobje steeds meer betrokken bij het verzetswerk. Hierdoor liep zij uiteindelijk net zo veel gevaar als Reinier zelf. Inmiddels was er in de vorm van een briefwisseling een affaire ontstaan tussen Reinier en het joodse meisje Chawa Bornstein. De vijftien jaar jongere Bornstein was lid van de verzetsgroep van Van Kampenhout en werkte als verpleegster in de Joodse Invalide in Amsterdam. Het verhaal over haar verzetswerk in de groep van Van Kampenhout legt zij na de oorlog vast in het boek “De tulpen zijn rood”. Deze titel is ontleend aan een wachtwoord dat door de verzetsbeweging gebruikt werd.

Frits is op vakantie….

Collega “Dirk” meldt de arrestatie van Reinier van Kampenhout aan Chawa Bornstein, 1945.

Verraden

Net als vele andere verzetsstrijders werd ook Van Kampenhout verraden en samen met Jobje gearresteerd. Bij de arrestatie werden bonkaarten en een radio gevonden. In code werd het bericht in de verzetskringen verspreid dat hij ‘op vakantie’ was. Iedereen wist wat dit betekende, dat hij gearresteerd was en in de handen van Duitsers. Reinier werd afgevoerd naar Kamp Amersfoort en Jobje naar de strafgevangenis in Scheveningen, beter bekend als het ‘Oranje Hotel’.

Het einde

Vanwege ziekte wordt ze daarna overgebracht naar een verpleegtehuis in Leiden waar ze, vlak voor de bevrijding, op 27 april 1945 komt te overlijden. Reinier van Kampenhout werd op 18 februari 1945 in Oud-Beijerland standrechtelijk geëxecuteerd. Jobje wordt uiteindelijk met de bevrijding in het zicht op 3 mei 1945 begraven aan Gemeentelijke Begraafplaats a/d Kerkhoflaan in Den Haag. Ze is op die dag met drie andere personen bijgezet in een zogenaamd verzamelgraf. In dit graf lagen 127 mensen en waarschijnlijk zijn ze allemaal zonder kist begraven. In 1957 zijn veel van deze verzamelgraven geruimd en de Oorlogsgravenstichting heeft op 3 oktober 1957 aangegeven dat men beenderresten van Jobje moest bewaren. Waarschijnlijk was niet meer te achterhalen wie Jobje was, daar de laatste groep van zo’n 50 mensen ongenummerd zijn begraven.

De registratie van de begrafenis van Jobje Barnhoorn op 3 Mei 1945. Stichting WO2 Sporen

Ter nagedachtenis

De namen van Jobje en haar man zijn terug te vinden op het Oegstgeester oorlogsmonument in het bos van Wijckersloot. Op 3 mei 1982 werd dit monument onthuld. Eind jaren 90 zijn er plaquettes met de namen van alle 46 omgekomen Oegstgeestenaren op aangebracht. Onder hen is ook de naam de van Theophile Talboo, de leider van de Talboogroep. Ook hij zou de oorlog niet overleven. Samen met zijn vrouw werd Talboo op 19 januari 1945 gearresteerd en kwam via strafgevangenis Scheveningen terecht in Durchgangslager Amersfoort. Na de aanslag op Generalkommissar Rauter werd hij op 8 maart 1945 in Amersfoort als represaillemaatregel gefusilleerd.

Ter blijvende nagedachtenis aan hen die vielen voor vrijheid en recht en door hun offer het vaderland redden van geestelijke en zedelijke ondergang is dit teken gesticht door de burgerij van Oegstgeest.

O God, gij die der vorsten harten leidt gelijk een beek en schift en scheidt het licht van dikke duisternissen laat den tiran zijn aanslag missen die den onnooz’len lagen scheidt.

Tekst op het oorlogsmonument Oegstgeest

3 mei 1982

De namen van Jobje Barnhoorn en haar echtgenoot staan vermeld op het Oegstgeester oorlogsmonument.

De namen van Jobje Barnhoorn en haar echtgenoot staan vermeld op het Oegstgeester oorlogsmonument. E. Wolthaus

De bombardementen op de Leidsche treinstations

Het luchtalarm gaat af en mensen zoeken in paniek dekking in huizen en portieken. Gisteren is Leiden al opgeschrikt door een luchtaanval op het station Heerensingel en vandaag vallen er bommen bij het Centraal Station.

Puin en bomscherven

Eén van de slachtoffers van dit bombardement is Cor de Mare. Deze drieëndertig jarige bloemenkoopman uit Rijnsburg bevindt zich ten tijde van het bombardement in de buurt van het museum van Volkenkunde als hij geraakt wordt door rondvliegend puin en bomscherven.

Een geallieerde aanval

Eind September doen de Geallieerden in de vorm van operatie Market Garden een poging om voet aan de grond  te krijgen in centraal Nederland. De operatie mislukt jammerlijk en de Geallieerden worden teruggedrongen tot achter de rivieren. Dit heeft als gevolg dat het westen ten prooi valt aan geallieerde jachtvliegtuigen die op zoek zijn naar iedere vorm van Duits transport en op alles schieten wat maar beweegt.

De Leidse wethouder M.G. Verweij beseft zich maar al te goed dat zijn stad ook doelwit van dit soort luchtaanvallen zou kunnen worden. Het centraal Station Leiden en het spoortje op de Herensingel werden namelijk gebruikt voor transport en overslag van de Duitse V2 rakettenDe V2 raketten werden per vrachtwagen via Rijnsburg en Wassenaar naar lanceerinstallaties in Den Haag getransporteerd.. Leiden was tot nu gespaard gebleven, maar daar kon ieder moment verandering in komen. Er wordt een rampencomité opgericht dat in geval van calamiteiten hulp kan bieden. Begin november 1944 worden de stations van Utrecht, Arnhem, Amersfoort, Apeldoorn en Gouda gebombardeerd dit zou als gevolg hebben dat al het treinverkeer over Leiden zou gaan. Reden genoeg om op korte termijn ook in Leiden een geallieerde aanval te verwachten.

Een Duitse schildwacht bewaakt het spoor bij Station Leiden. E. Wolthaus

Onder Britse aandacht

Op 13 september 1944 maakt een Brits verkenningsvliegtuigen foto’s van de Leidse binnenstad. Na het bestuderen van het materiaal herkend men in de foto’s een mogelijke laad / losplaats van Duits wapentuig bij het centraal Station en de Heerensingel. Op basis van deze bevindingen doet Fighter Command een officieel verzoek en de Leidse stations komen op een lijst met elf specifieke doelen.

Op zondag 10 december 1944 is het dan zover, het moment is daar. De RAF krijgt van Fighter Command het bevel om “rocket targets in The Hague en Leiden area” aan te vallen. De eerste aanval is gericht op het spoor aan de Herensingel. Om 08:15 stijgen vier Spitfires van het 229 Sq. onder leiding van pilot Officer Doidge op van de basis Coltishall in het Engelse Norfolk. Elk toestel heeft twee 250 ponders bij zich. Om 09:00 vliegt het viertal ter hoogte van Den Haag het Nederlandse luchtruim binnen. Na aanvankelijk vanwege het bewolkte weer enige tijd rondgecirkeld te hebben duiken ze om 09:15 door een gat in de bewolking naar 4000 voet en laten hun bommen los. Deze zaaien dood en verderf. Echter allen missen het doel. De Britse vliegers zien de kleine toren van de St. Josephkerk aan voor de toren op het stationsgebouw aan de Heerensingel en laten hun bommenlast vallen in de Alexanderstraat, de Prinsenstraat en de Sophiastraat.

Het laatste restant van het Station aan de Heerensingel anno 2016.

Het laatste restant van het Station aan de Heerensingel anno 2016. E. Wolthaus

De dag erna is het weer raak. Na het mislukken van de eerste aanval doet men op maandag 11 december weer een poging. Deze keer krijgen 263 Sq en 257 Sq van vliegveld Deurne bij Antwerpen de opdracht om koers te zetten naar de Leidse binnenstad. In twee groepen van acht stijgen de jagers rond 11:30 op voor een aanval op het Centraal Station. Een half uur later droppen de Hawker Typhoons hun bommenlast in de omgeving van het centraal station. Wederom missen de bommen hun doel. Deze keer komen ze terecht op de Haverzakbuurt, de oude stationswijk achter de Stationsweg. Het Academisch Ziekenhuis blijft gespaard, maar het museum van Volkenkunde raakt zwaar beschadigd.

Een tweede bombardement

De vliegers van het 263 Sq en 257 Sq melden bij terugkeer op vliegveld Deurne dat de missie mislukt is. Na overleg wordt er besloten tot een tweede aanval op het Centraal Station. Deze wordt gepland nog op dezelfde dag om 16:00. De Typhoons van het 263 Sq en 257 Sq zullen deze keer vergezeld worden door twee toestellen van het 193 Sq die de opdracht hebben om de aanval van de andere twee eenheden waar te nemen. Vanwege de rookontwikkeling veroorzaakt door de eerste aanval valt er weinig te zien en missen de meeste bommen wederom hun doel. De Britten rapporteren echter dat de aanval ondanks alles een succes was geweest. Rond 16:30 keren de toestellen terug op hun thuisbasis Deurne. De Leidse Haverzakbuurt is net als de Heerensingel veranderd in een rokende puinhoop.

Het aantal slachtoffers van de bombardementen wordt geschat op 55 en ruim 1200 Leidenaren raken huis kwijt. Het lichaam van Cor van der Mare wordt gevonden in een straatkolk ter hoogte van het museum van Volkenkunde. Waarschijnlijk heeft hij daar tevergeefs dekking proberen te zoeken. Zijn vrouw Maria blijft met 3 jonge kinderen achter. De naam van Cornelis van der Mare wordt na de oorlog vermeld op het Rijnsburgse oorlogsmonument bij de NH kerk.

Één van de drie panelen ter nagedachtenis aan de Leidse bombardementen van 1944.

Één van de drie panelen ter nagedachtenis aan de Leidse bombardementen van 1944. E. Wolthaus

Ter nagedachtenis

Wie nu het station Leiden Centraal uitloopt en naar rechts kijkt, ziet direct een erfstuk van de twee vreselijke dagen in december 1944. Tussen het station en de Morssingel waar vroeger de Haverzakbuurt lag staan nu flatgebouwen. Voor de slachtoffers van dit oorlogsdrama wordt 50 jaar na dato een herdenkingsdienst gehouden in de Hartebrugkerk. Veertien jaar later op 14 december 2008 wordt er ter nagedachtenis een monument onthuld onder het eerste perron van het centraal station. Dit monument, onthuld door de burgemeester van Leiden samen met een aantal nabestaanden onder het perron Alphen/Utrecht van Leiden Centraal, bestaat uit drie kunstwerken. Deze gedenkplaten zijn gemaakt door de Leidse kunstenaar Maarten van Maanen en zijn bevestigd aan drie pilaren.

Rijnsburg en de NSB

Hoeveel NSB-ers waren er nu in Rijnsburg tijdens de oorlog? Het antwoord dat men dan krijgt loopt in de regel nogal uiteen. Slaat men er de publicatie “Rijnsburg tijdens de Duitsche bezetting” op na, die historicus en verzetsman Simon Leenheer precies een jaar na de oorlog schreef, komt men op het getal 293. Het werkelijke aantal zal ergens in het midden liggen. Wel voegt iedereen er steevast aan toe; “maar ze hebben niemand verraden hoor”.

Verkiezingen

Een NSB partijprogrammaboekje uit 1931.

Een NSB partijprogrammaboekje uit 1931. J. Varkevisser

Het animo voor de partij van Anton Mussert was in het vooroorlogse Rijnsburg niet groot te noemen. Hoewel de NSB zich in hun landelijke programma sterk maakte voor de kleine zelfstandige ondernemer vond deze boodschap echter weinig gehoor bij de eigenwijze Rijnsburgers. In de Tweede kamer verkiezingen van 1933 stemmen er geen Rijnsburgers op de NSB, en krijgt  de Algemene Nederlandse Fascistenbond slechts één verdwaalde Rijnsburgse stem. In de daaropvolgende verkiezingen van 1937 stemt 2,29% van de Rijnsburgse bevolking NSB en eindigt de partij met 46 stemmen op de zesde plaats. Rijnsburg blijft echter een gemeente die gedomineerd wordt door de ARP en de CHU. Waarbij de Gereformeerden op de ARP stemden en de Nederlands Hervomden op de CHU. Twee jaar later bij de Provinciale Staten verkiezingen van 1939 lagen de verhoudingen nog nagenoeg hetzelfde en kreeg de NSB slechts 42 geldige stemmen uit Rijnsburg.

Organisatie

De NSB was georganiseerd in Gewesten, Districten en Kringen. Als men de Nationaal Socialistische Almanak uit 1943 er op na slaat is Rijnsburg te vinden onder District 9, Kring 41. Rijnsburg viel o.a. samen met Katwijk,  Valkenburg, Noordwijk en Noordwijkerhout onder het Gewest Zuid Holland. Het Kringhuis van Kring nr. 41 was te vinden aan het Rapenburg 26 in Leiden. Van hieruit werden op hoofdlijnen de NSB activiteiten in de gemeentes Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg aangestuurd. Als groepsleider was Dhr. Tieleman uit Oegstgeest verantwoordelijk voor de Rijnsburgse afdeling van de NSB.

VOVA

Volk en Vaderland was van 1933 tot 1945 het weekblad van de Nationaal Socialistische Beweging in Nederland. Het verscheen in het formaat van een krant en iedere week werd overal in Nederland gecolporteerd. Eind 1940 bedroeg de totale wekelijkse oplage 40.000 exemplaren, waarvan 10.000 abonnees. De oplage steeg tot 70.000 exemplaren in de jaren 1941-1942 en in 1943 was de oplage zelfs gestegen tot 200.000 exemplaren. Naast colportage maakte men ook gebruikt van zogenaamde afhaalpunten. De Rijnsburgers moesten naar Oegstgeest voor een exemplaar van de Volk en Vaderland. Dhr D. van der Lelie woonachtig aan de Weth. Duivenvoordestraat 20 was aangesteld als de plaatselijke VOVA vertegenwoordiger voor Rijnsburg.

Activiteiten

Een NSB propagandakaart.

Een NSB propagandakaart. E. Wolthaus

Vanwege het geringe aantal actieve Rijnsburgse leden was er, in tegenstelling tot Katwijk, geen NSB Groepshuis. Bij activiteiten in Rijnsburg moest er gebruik gemaakt worden van openbare ruimtes of de accommodatie van een andere vereniging of organisatie. Op 31 oktober 1941 doet het Leidsch Dagblad verslag van een vergadering der Nationaal Socialistisch Beweging in het lokaal van de Rijnsburgse damclub. Op deze vergadering sprak Ds L.C.W. Ekering, een Hervormde predikant uit Amsterdam die volle zalen trok in het land vanwege zijn vermogen om de NSB boodschap goed te kunnen vertalen naar het niveau van het gewone volk.

Relletjes

Het kwam in de jaren voor de oorlog regelmatig voor dat NSB bijeenkomsten leidden tot onregelmatigheden. Hierbij gingen voor- en tegenstanders van de partij met elkaar op de vuist waarbij er gewonden en soms zelfs ook doden vielen. Om dit tegen te gaan werd in de jaren dertig het artikel 435a in het wetboek van strafrecht opgenomen. De politie kon mensen van de straat halen door gebruikmaking van dit zogenaamd uniform-verbod of NSB-artikel. Het artikel, stelt het openlijk dragen van bepaalde ‘kledingstukken of onderscheidingstekens’ strafbaar en de overtreders konden worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van maximaal twaalf dagen of een boete van 5000 gulden. Op 12 december 1939 kreeg ook het gemeentebestuur van Rijnsburg een schrijven van de Procureur Generaal van het Gerechtshof in de Den Haag waarin stond dat er bij NSB bijeenkomsten altijd voldoende politie aanwezig moest zijn en dat hard opgetreden diende te worden bij schending van artikel 435a.

Burgemeesters

In de oorlogsjaren heeft Rijnsburg tweemaal onder het bewind gestaan van een NSB burgervader. Als gevolg van de arrestatie van Burgemeester Höweler, na aanleiding van het versieren van de Wilhelminaboom in augustus 1941, werd op 15 oktober 1941 Mr. E. G. Bisschop als burgemeester geïnstalleerd in Rijnsburg. Bij zijn installatietoespraak in de versierde raadzaal gaf hij aan dat Nationaal Socialistische organisaties als De Winterhulp en de Nederlandsche Volksdienst op zijn volle medewerking konden rekenen. Namens Woningbouw Vereniging Spinoza sprak NSB huisarts Dr. F. L. enkele woorden tot Burgemeester Bisschop, gevolgd door Dhr. K. Z. als vertegenwoordiger van de Rijnsburgse Winterhulpafdeling. Stichting Winterhulp Nederland was opgericht op 22 oktober 1940 door Rijkscommissaris Seyss-Inquart en had tot doel om de maatschappelijke hulpverlening zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland over te nemen.

De samenwerking tussen Bisschop en de Rijnsburgse gemeenteraad was geen lang leven beschoren. Nog geen jaar later op 10 september 1942 meldde de Nederlandse pers dat Bisschop was geïnstalleerd als burgemeester van ’s Gravenzande. Zijn opvolger was voormalig burgemeester van Ouddorp Geert Hermans. Een man waarvan men eerst niet goed wist aan welke kant hij stond. Na zijn contact met mensen van de illegaliteit werd het duidelijk dat hij aan de goede kant stond. Zijn hulp aan het verzet werd hem noodlottig. De Gestapo arresteerde hem op 4 april 1944 en bracht hem via de gevangenis in Scheveningen over naar het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 18 april 1945 is overleden. Zijn opvolger was de NSB-er Ph. A.J. Schipper, een voormalig inspecteur van het Waterleidingbedrijf uit Ede.

Brood NSB-ers

Een NSB lidmaatschapsboekje.

Een NSB lidmaatschapsboekje. J. Varkevisser

De NSB-ers die Rijnsburg rijk was waren over het algemeen brood NSB-ers die zich meer bezig hielden met het overeind houden van hun bedrijf dan met de Nationaal Socialistische gedachte. J.G. B. de bloemengrossier, P. ten D. met zijn groentehandel, beide waren destijds lid geworden onder de impressie dat ze het beter zouden krijgen onder het bewind van Mussert. Toch werden ze wel met een gezonde dosis argwaan bekeken. Tegen kleine Jan Den Haan uit de Burgemeester Meijboomstraat werd door zijn ouders gezegd; speel maar niet zo veel met de kinderen van de buren. Buurman J.  had een sigarenzaak op de hoek van de straat, en was lid van de NSB.

Dorpsgenoten

Toch hielden de Rijnsburgse NSB-ers zich gedeisd als het hun dorpsgenoten betrof. Het was geen geheim dat Rijnsburg in de oorlog een bolwerk van verzet was en dat er een grote stroom aan onderduikers het dorp passeerde. Toen Kees van Starkenburg een joods meisje in huis had genomen ging hij dit gewoon van te voren even melden bij zijn NSB buurman Arie van I. die een huis verderop aan de Valkenburgerweg woonde. Met de mededeling dat van I. het niet zou overleven als het meisje ook maar iets zou overkomen was de zaak afgedaan. Het meisje is uiteindelijk tot na de bevrijding bij de familie Van Starkenburg in huis geweest.

Ach, die mensen dachten ook maar dat ze het beter zouden krijgen.

Anoniem

Over zijn dorpsgenoten die lid waren van de NSB, Mei 2015.

Arrestaties.

Bij de bevrijding werden de NSB-ers in Rijnsburg onherroepelijk door de BS gearresteerd. Onder hen bevond zich Burgemeester Schipper die met onmiddellijke ingang uit zijn functie werd ontheven en de gemeente-secretaris J.G.F. Meijers. Ook de dorpsarts Dr. L. werd gearresteerd en afgevoerd naar het interneringskamp Duindorp in Scheveningen. Meester D. de J. een leraar aan de Wilhelminaschool in de Kerkstraat kreeg een berisping voor Deutschfreundliche activiteiten en mocht als gevolg daarvan zijn beroep enige tijd niet uitoefenen. Gemeentesecretaris Meijers werd na een paar weken uit gevangenschap ontslagen en kwam niet naar Rijnsburg terug. Dr. L. werd door bemiddeling van Dhr. Simon Leenheer en burgemeester Höweler na enkele maanden opsluiting, in de vroege winter van 1946, vrijgelaten en door een groot aantal van zijn patiënten weer met gejuich binnengehaald.

 

Valkenburgse oorlogsslachtoffers

Toen op 10 mei 1940 de strijd in alle hevigheid losbarstte lag Valkenburg in het midden van het strijdtoneel. Met de aanval op het naastgelegen vliegveld kwam de Valkenburgse bevolking onherroepelijk in de vuurlinie te liggen. Het dorp werd van Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg het zwaarst getroffen van allen.

Burgerbevolking

Het centrum van het dorp werd grotendeels verwoest en de inwoners waren gedwongen om te schuilen in de kelders. Alle Valkenburgse militairen die elders onder de wapenen waren bleven gelukkig ongedeerd. Dit in tegenstelling tot de burgerbevolking. Het grote aantal burgerslachtoffers was grotendeels te wijden aan het besluit van het Nederlandse leger om het dorp te bestoken met moordend artillerievuur vanuit Katwijk en Oegstgeest. In de als hospitaal ingerichte school en bij meerdere pogingen om het dorp te ontvluchten werden in totaal vierentwintig burgers, waaronder vijf kinderen, gedood. Twee van hen waren nog geen jaar oud.

1940

Teunis van Beek  (1916), Gerritje Bol (1883),  Metje Bos (1922),  Adrianus Ridderus Brockhaus (1885),  Carolina Derks (1906), Gerritje van Dijk (1926), Maria van Dijk (1929), Gijsbertha Gravekamp (1885), Jan Gravekamp (1931),  Grietje Hoek (1873), Gerritje Hogewoning (1901),  Cornelia Wilhelmina Langeveld (1879), Emma Jacobie Meurs (1939), Thomas van der Meij (1913), Grietje Postmus (1914), Marinus Hendrik Ravensbergen (1922),  Stijntje de Roode (1909),  Elsien Schweertman (1940),  Helena Wilhelmina van Stijn (1911),  Jan Varkevisser (1923), Roelof Voerman (1889),  Jurriaan Hendrikus van der Weijde (1901), Gerritje van Dijk (1910).

1941

1942

Jan de Wit (1916)

1943

1944

1945

(Bron: Herleefd Verleden, de strijd om Valkenburg)
Indien u een naam mist, of een fout ontdekt denkt te hebben, stuur dan even een e-mail.

Rijnsburgse oorlogsslachtoffers

Zeven dorpsgenoten

Van de dorpen Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg is Rijnsburg de gemeente die tijdens de oorlogsjaren het minste aantal inwoners verloren heeft. Ook het aantal militaire slachtoffers bleef wonder boven wonder slechts tot één beperkt. Na de bevrijding waren er zeven dorpsgenoten te betreuren.

Niet gelegen in de frontlinie vonden alle Rijnsburgse oorlogsslachtoffers dan ook buiten de dorpsgrenzen de dood. De oorzaken liepen uiteen van verdwaald Duits vuur tot aan het sterven in gevangenschap als gevolg het plegen van sabotage tegen de bezetter. Ondanks het geringe aantal slachtoffers was de impact op de Rijnsburgse samenleving er echter niet minder om.

1940

Dirk van Delft (1912), Jan van der Meij (1919), Abraham van der Vijver (1918)

1941

1942

1943

Nicolaas van Egmond (1906)

1944

Cornelis de Mare (1911)

1945

Nicolaas van den Eijkel (1925), Geert Hermans (1910)

(Bron: Jaarboekje Genootschap Oud Rijnsburg 2013-2015)
Indien u een naam mist, of een fout ontdekt denkt te hebben, stuur dan even een e-mail.