De oorlog bracht soms het beste, maar even zo vaak het slechtste in een mens naar boven. Dit gold voor burgers, militairen maar ook het Nederlandse politieapparaat. Naarmate de oorlogsjaren vorderden verhardde de maatschappij steeds verder. De Duitse bezetting stimuleerde een grote mate van verzet en wetteloosheid bij de bevolking. Dit had ook zijn weerslag op de Nederlandse politie die hier hard tegen optrad. Als afspiegeling van de maatschappij waren er onder de agenten ook een aantal aanhangers van de NSB.
De Hongerwinter
In de barre winter van 1944-1945, die de geschiedenis in zou gaan als de Hongerwinter, zat er een groep mannen en vrouwen opgesloten in het Katwijkse politiebureau aan de Tramstraat. Zij werden verdacht van diefstal van voedsel en brandstof. De oorlog was zijn laatste jaar ingegaan en levensmiddelen waren op de bon. Kolen voor de kachel waren nauwelijks meer te krijgen zodat de Katwijkse bevolking op jacht ging naar alles wat brandbaar was. Deze ‘Hongerwinter’ zou uiteindelijk naar schatting aan 20.000 Nederlanders het leven kosten.
Tochten naar het platteland
Ook vanuit Katwijk ging men op pad richting het platteland in het noorden en oosten van Nederland. Men trok er op uit met de fiets of zelfs lopend om maar wat te eten te kunnen kopen. Als betaalmiddel gold in de regel bezittingen zoals sieraden, zilver bestek of textiel. Sommige boeren maakten echter misbruik van de situatie en vroegen exorbitante bedragen voor een beetje voedsel. Onderweg werd er door de politie en de Duitsers streng gecontroleerd op deze zogenaamdezwarthandelIllegale handel in levensmiddelen die op de bon waren.. Bij controle werden de levensmiddelen dan ook onherroepelijk in beslag genomen.
Op zoek naar brandstof
Naast een gebrek aan voedsel was er ook een schrijnend tekort aan brandstof. Om toch de kachel te kunnen stoken gingen mensen overal hout proberen vandaan te halen. Bomen werden massaal gekapt, de houten blokken tussen de tramrails vandaan gehaald en leegstaande huizen werden geplunderd voor alles wat maar wilde branden. Het zogenaamde Heerenschoolbos achter het Missiecollege in Katwijk aan den Rijn was een plek waar veel illegaal gekapt werd.
In de cel
Inmiddels zat de groep arrestanten in kwestie op verdenking van diefstal in de cel voor wat uiteindelijk een periode van twee weken zou worden. Als gevolg van gebrek aan ruimte werden er meerdere mensen in één cel geplaatst. De gevangenen werden vervolgens ondervraagd waarbij fysiek geweld tegen hen niet werd geschuwd. In de avond en nacht werden de gevangenen die niet wilden bekennen door de dienstdoende agenten ruw uit hun cel gehaald en dusdanig tot bloedens toe mishandeld dat er een arts bij moest komen.
Arie Wassenaar
Deze arts besloot op zijn beurt verzetsman Arie Wassenaar te informeren over de misstanden binnen het politie apparaat. Wassenaar was van beroep verzekeringsagent en speelde een sleutelrol in de Katwijkse illegaliteit. In deze hoedanigheid was hij met name verantwoordelijk voor de activiteiten van de L.O.Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers. in Katwijk aan den Rijn. Na enige twijfel van zijn kant besloot hij een onderhoud aan te vragen bij de desbetreffende Inspecteur met het uitdrukkelijke verzoek dat de mishandelingen per direct gestopt zouden worden. Deze gaf aan dat de afranselingen met name in de avond en nachtelijke uren plaatsvonden en hij eigenlijk hiervan niet op de hoogte zou zijn.
Daders
De agenten Elferink en Veenenkamp werden vervolgens genoemd als hoofddaders, echter verschillende andere agenten bleken ook hun welwillende medewerking te hebben verleend. Na de tussenkomst van Arie Wassenaar stopten de misstanden. Inmiddels hadden de echtgenotes van de gearresteerde mannen een poging gedaan om burgemeester Woldringh van der HoopWicher Jacob Woldringh van der Hoop, burgemeester van 1932-1956. op de hoogte te stellen omtrent de gebeurtenissen op het Katwijkse politie bureau. Deze nam per direct contact op om de zaak verder te laten onderzoeken. Daarop kreeg hij te horen dat men nergens van wist en dat de gevangenen elkaar de verwondingen zelf hadden toegebracht. Vervolgens was de zaak volgens hem hiermee afgedaan.
Geachte Redactie,
Katwijk moet weten wat er alzo in de bezettingstijd is gebeurd. Daar heeft de burgerij recht op. Er is van mijn kant niet de minste behoefte aan sensatie, maar hoe kunnen wij deze mensen achting toedragen die zich zo hebben opgesteld. Wat hier gebeurd is, is tegen alle recht en orde.
Arie Wassenaar
aan de Katwijksche Post d.d. 21 november 1947.
Nasleep
In plaats van een berisping werden de agenten Elferink en Veenendaal na de bevrijding bevorderd tot brigadier. Dit tot groot ongenoegen van Arie Wassenaar die beweerde dat Woldringh van der Hoop wel degelijk op de hoogte was geweest van de misstanden bij de Katwijkse politie tijdens de winter van 1944-1945. Wassenaar klom vervolgens in de pen en middels een ingezonden brief aan de Katwijksche Post meldde hij dat wat hem betreft de zaak nog niet was afgedaan. Hij sprak van machtswellust en ambtelijke dwaling binnen de Katwijkse politie en betreurde de rol van de betrokken agenten. Het was volgens hem onbegrijpelijk dat juist deze mensen in de moeilijke jaren van de wederopbouw verantwoordelijk waren voor het opleiden van een sterk goed geleid politie orgaan.