“Hij was nog kleurenblind ook!”
Als de Duitse troepen op 10 mei 1940 in alle vroegte ons land binnenvallen is de Katwijker Klaas Ros samen met tientallen dorpsgenoten gelegerd in de kazerne aan de Hoefkade in Den Haag. Op dat moment slechts zes weken onder de wapenen was hij in maart 1940, met oproepnummer 158, bij zijn eerste oefening opgekomen. Klaas werd als dienstplichtig soldaat ingedeeld bij 5-4 depotbataljon. Om klokslag 06:15, op 10 mei 1940, verlaten ze in allerijl de kazerne aan de Hoefkade om de gelande Duitse troepen bij vliegveld Ypenburg het hoofd te bieden.
Voor de avond valt zijn er al vele doden te te betreuren, Klaas is een van hen, samen met plaatsgenoot Maarten van Duijn, die eveneens de dood vindt bij een poging om het vliegveld te heroveren. Wat er precies die dag in mei met Klaas gebeurd is zou zijn familie bij toeval jaren later pas te horen krijgen. Op Ypenburg werd hij samen met zijn gesneuvelde makkers met militaire eer begraven, maar later dat jaar thuisgehaald om in stilte zijn laatste rustplaats te vinden in Katwijk.
Mevrouw de Lange was toen weliswaar pas 9 jaar oud, maar Klaas staat voor eeuwig in haar geheugen gegrift. Zij was zijn kleine nichtje en hij was haar grote neef. Zijn verhaal is nooit verteld.
Zijn jeugd in Katwijk
Klaas woonde in de Waalmalefijtstraat 94, daar is hij opgegroeid. Zijn vader was gemeentewerkman en zat hier in de Schoolstraat bij de gemeente. Hij was daarnaast ook onbezoldigd rijksveldwachter. Klaas was zelf timmerman van beroep. Hij was enigst kind, hij had wel een zusje gehad, Wijntje, maar die is voor hem gestorven. Ze is op het oude graf begraven in de Barneskerkgraven.
Qua uiterlijk leek hij op de familie van zijn moeder, dat was een Langmuur. Hij was ook lang van postuur, het was een flinke soldaat. Zijn vader was ook een grote man. In zijn vrije tijd speelde hij graag orgel, dat kon hij erg goed. Mijn oom had voor hem in Leiden speciaal een orgel laten bouwen. Dat was een hoop geld voor die tijd. Hij begeleidde de kinderkerk op het zijzaaltje van het kerkplein van de Nieuwe Kerk, daar staat nu de verwarming in. Hij kwam mij dan zondag ’s ochtends halen om half 10 en dan ik ging aan zijn hand als negenjarig meisje met hem mee naar de kinderkerk. Hij was daar organist. Zondags na kerktijd kwamen zijn vrienden altijd bij mijn tante koffie drinken. Dat waren de jongens waar hij vroeger als kind altijd al mee omging. Een van hen, Jaap van Rijn heeft zelfs nog een zoon naar Klaas vernoemd. Die jongens waren allemaal ongeveer even oud, het waren allemaal schoolvrienden van hem. Wim Berkheij kwam ook altijd bij hem orgel spelen. Klaas had ook pas een paar weken verkering met een buurmeisje. Die woonde vlak naast hem. Het was allemaal nog erg pril hoor. Maar ik heb haar later nog wel eens gesproken en ze kon hem nog goed herinneren.
Levende herinnering
Ik heb nog een heel levendige herinnering aan hem. Ik sta nog op foto’s met hem toen ik nog een baby was en hij negen jaar oud. Ik ben gewoon met hem opgegroeid. Hij was de neef waar ik dan ook het meest mee opgetrokken heb. Hij kwam als eerste in z’n soldatenpak naar mijn moeder. Mijn moeder was toen pas bevallen van een kind, dat was 7 april geboren, en toen kwam hij langs en zei hij zo ik kom eerst eens kijken bij m’n nieuwe nichtje. Dat vergeet je als kind nooit meer! Het was een kindje met het syndroom van Down en dat is maar zes jaar oud geworden. Ze had een hartafwijking.
Ik keek als kind helemaal tegen hem op in z’n uniform. Met die puttees om z’n benen en zo’n grijze wollen veldmuts op z’n hoofd. We vonden het al vreemd, want hij was kleurenblind en we hadden verwacht dat hij afgekeurd zou worden. Jij hoeft niet in dienst hebben we gezegd, ja kan het maar waar wezen zei m’n tante Alie toen. Maar hij moest hoor, hij werd opgeroepen en op de eerste de beste dag van de oorlog is hij gesneuveld. Hij had geen idee wat er allemaal aan zat te komen, wij allemaal trouwens niet. Hij was nog maar een rekruut, hij had maar net een geweer in zijn handen gehad.
Mobilisatie
We hadden hier op Katwijk ook soldaten gelegerd. Die zaten bij Haasnoot de Reder, je had daar een gaarkeuken en al. M’n vader zat bij de BS, De binnenlandse Strijdkrachten. Die ging ook met een geweer de deur uit, m’n moeder helemaal van de zenuwen. We waren vroeg op omdat we vliegtuigen hoorden, ik stond als negenjarig meisje te kijken. Toen moesten we plat op de grond gaan liggen want daar werd op geschoten. Het was chaos, op een gegeven moment wist niemand meer wat er aan de hand was en begonnen de Nederlandse soldaten op elkaar te schieten. Er was overal verwarring.
Slapies voor het leven
Na de oorlog kwamen we er achter dat zijn toenmalige slapie uit dienst regelmatig bij het graf van Klaas kwam. Steevast ieder jaar op de 10e mei bezocht de man het graf. Wij woonden toen in de Varkevisserstraat en daar heb je een rouwmuur waar je overheen kunt kijken. Als er iemand begraven werd dan nam mijn moeder een trap en dan gingen we met z’n tweeën kijken wie er begraven werd of we keken uit het dakraam. Wij wisten toch maar niet wie die man was die ieder jaar bloemen kwam leggen op Klaas zijn graf. Hij liep dan een poosje over het kerkhof en dan bleef hij bij Klaas staan. Toen is mijn vader een keer naar beneden gegaan, naar het oude graf gelopen en heeft die man bij de uitgang aangesproken en gevraagd waarom hij het graf van Klaas bezocht. Die man stelde zich voor als dhr. Van Eijk de Lange en vertelde dat Klaas in dienst zijn slapie was. Vervolgens vertelde hij hoe Klaas aan zijn einde was gekomen. Dat hij nog zo om zijn moeder gegild heeft toen hij stierf. Toen heeft mijn vader aan hem gevraagd of hij misschien een kopje koffie bij ons wilde komen drinken om het hele verhaal te vertellen.
10 Mei 1940
Op de eerste dag van de oorlog was de eenheid van Klaas als een van de eersten in de richting van het vliegveld Ypenburg vertrokken. Ze lagen op een gegeven moment open en bloot in het veld in een soort loopgraaf. Plotseling kwamen er Duitse jachtvliegtuigen over en werd hij getroffen door een granaat uit zo’n vliegtuig. Klaas kreeg precies een scherf van die granaat in zijn hoofd. Hij was zelf al dodelijk gewond en toch hielp hij nog een man uit Wassenaar, die zijn slapie was, om dekking te zoeken. Die man bleek dus achteraf dhr. Van Eijk de Lange te zijn. Hij was net als Klaas ook zwaar gewond, een deel van zijn schouder was weggeschoten en hij heeft er een kunststof schouder aan overgehouden. Hijzelf heeft de aanval ternauwernood overleefd maar Klaas is in die loopgraaf gestorven. Hij zat 6 weken in dienst en was pas 20 jaar oud. Wij hebben later nooit aan zijn moeder durven vertellen hoe erg hij gewond was en hoe vreselijk hij aan zijn eind is gekomen. Dat kon ze niet aan, ze had maar ene jongen gehad. Dat was er zo wrang aan.
Mijn vaders jongste broer stond toen op trouwen, zijn vrouw heeft toen uit eerbied voor Klaas een zwarte trouwjurk aangetrokken met witte anjers. Mijn tante Alie vond dat heel mooi. Dat ze dat voor Klaas over had om niet in een witte maar in een zwarte jurk te trouwen. In de rouw dus.
Thuisgehaald naar Katwijk
Hij is eerst begraven in Rijswijk op Ypenburg, door dominee Rutger. Maar toen zijn mijn Ome Maart, mijn vader en Ome Piet, dus zwagers van Klaas zijn vader naar Rijswijk gegaan en hebben aan de burgemeester gevraagd of hij in Katwijk herbegraven mocht worden. Dat is gebeurd op 10 oktober 1940. Klaas ligt nu hier op het oude NH graf begraven. Hij is de tweede keer niet met militaire eer begraven maar in stilte. In de eerste instantie was er geen graf beschikbaar in Katwijk, er waren in de oorlogstijd geen graven over. Toen heeft een broer van onze oma, gezegd als jullie nou helemaal niet weten waar jullie Klaas moeten begraven dan mag hij ons in het graf. Zijn vrouw was namelijk al overleden en hij had een grafkelder. Dat was Alt Schaap de bakker uit het Waaigat en daar is hij toen bijgezet. In stilte, alleen mijn Ome Huig was erbij. Maar mijn tante Alie is nooit op het graf geweest. Ze kon het gewoonweg niet opbrengen om bij haar zoon op het graf te komen. Het graf is er nog steeds, maar het is al geschud. Ze hebben toen gezien dat hij met z’n uniform in de kist lag. Het pak was nog intact, z’n puttees en z’n schoenen waren nog intact en hij had in z’n zak een rode zakdoek met één patroon.
Het was een hele christelijke jongen, iedere avond zat hij voor zijn bed. In dienst gebeurde het wel eens dat als hij bad voor zijn eten ze zijn bord weghaalden. Hij heeft er nooit een kwaad woord uitgegooid. Zijn foto hing vroeger altijd bij ons thuis aan de muur. Mijn tante Alie heeft van de koningin Wilhelmina een certificaat orde gekregen en daar stond op dat hij voor Volk en Vaderland zijn leven gegeven had, en was ondertekend door haar. Maar dat hebben ze terug moeten geven toen mijn tante Alie en Ome Huig overleden waren, de familie mocht het niet houden. Mijn Ome Huig heeft altijd, en haat mag ik het niet noemen, maar een zekere afkeer gehad van Duitsers. Als er een Duitser hier de weg vroeg stuurde hij ze altijd de verkeerde kant op.
Verdriet
Het heeft een hele hoop verdriet gegeven in de familie want hij was zo geliefd bij iedereen. We hebben altijd zo meegeleefd met mijn oom en tante. Ze heeft haar haren uit haar hoofd getrokken toen ze het bericht kreeg, ze was niet te troosten. Ik had een hele goede band met m’n tante, toen Klaas overleden was ging ik er vaak naar toe. Ik ging dan logeren en sliep in de bedstee. Ik heb zelfs nog de oorbelletjes gekregen die van haar eigen dochtertje waren dat overleden was. Goud met een bloedkoralensteen. Ik heb ook nog een zilveren broche van haar, die heeft ze laten maken met een portret van Klaas er in. Die droeg ze altijd op haar borst!