Arie Nijgh wordt op 4 december 1905 geboren in een geslacht van zeevarenden. Als vanzelfsprekend kiest ook hij voor een bestaan op zee. In 1933 trouwt hij met Klaasje Plokker en al snel wordt zoon Willem geboren. Enkele jaren later, in 1936 gevolgd door dochter Corrie. Arie voer vanaf die periode op verschillende vissersschepen tot aan de behouden teelt Het einde van de haringvisserij in december. van 1939.
De oorlog verklaard
Engeland en Frankrijk hebben Duitsland de oorlog verklaard nadat Duitsland Polen binnenviel. Dit had tot gevolg dat er tijdelijk een visserij verbod werd ingesteld. Mogelijk voelde Arie dit als voorteken voor nog meer beperkende maatregelen in de visserij en was dit voor hem reden om begin 1940 te tekenen bij de Rotterdamsche Lloyd.
Naar Nederlands Indië
In februari 1940 zet Arie vanuit Rotterdam koers richting Soerabaja met het s.s. SITOEBONDO Getorpedeerd en vergaan op 30 juli 1941. . Als hij daar aankomt kijkt hij zijn ogen uit. In de haven liggen prachtige grote schepen. Het landschap en haar prachtige natuur is oogverblindend mooi.
Begin mei 1940 werkt hij op het m.s. DEMPO van de Rotterdamsche Lloyd. Kort daarna breekt in Nederland de oorlog uit. Ook in Nederlands-Indië is dit meteen te merken. De Koninklijke Marine dwingt de Duitse bemanning van de Duitse rederij HAPAG van hun schepen en bemand deze met Hollandse zeelui. Een aantal van deze zeelui komt van de m.s. SIBAJAK en om de bemanning van dat schip aan te vullen wordt Arie van het opgelegde m.s. DEMPO naar de SIBAJAK verplaatst. Op 10 mei 1940 vertrekt Arie met de SIBAJAK voor een kustreis van Priok naar Perak. Daarna werkt hij nog korte tijd aan boord om vervolgens te worden teruggeplaatst naar de DEMPO. Een geluk voor Arie, want een deel van de bemanning gaat over naar de s.s. SLAMAT. Echter dit schip zal eind april 1941 deel uit maken van een van de grootste rampen uit de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis waarbij 983 mensen het leven lieten.
Met goud naar Amerika
Vanaf 6 juli 1940 vaart Arie weer op de DEMPO. Ze reizen op de zogenaamde Java New York Lijn Een Nederlands - Britse dienst tussen het voormalige Nederlands-Indië en de oostkust van de VS. . Deze lijn voorziet de Verenigde Staten in de enorme behoefte aan grondstoffen uit Nederlands-Indië. Op een van deze reizen wordt ook de goudvoorraad van het Gouvernement verscheept naar Fort Knox. Als de goudvoorraad aan boord wordt gebracht gaat dat zonder al te veel poespas. Weinig tot geen beveiliging en de arbeiders lopen met een goudstaaf op de schouders over de loopplank het schip op. Eenmaal in Amerika gaat dat wel anders. Talloze zwaarbewapende agenten houden de goudvoorraad scherp in de gaten als het van boord gaat en in de waarde-transportwagens wordt geladen.
Troepentransportschip
Na haar reizen op de Java – New York-lijn wordt de DEMPO in Liverpool omgebouwd. Haar luxe accommodaties en hutten worden gekraakt en geschikt gemaakt voor troepentransport. Duizenden haken worden aan de stalen plafondbalken gelast waar later de hangmatten aan kunnen worden bevestigd. Vanaf augustus 1942 worden op de Todd werf in New York versterkingen ingebouwd om het boordgeschut te kunnen aanbrengen.
Operatie Toorts
Arie neemt begin november 1942 met het m.s. DEMPO deel aan operatie Toorts, de bevrijding van Noord-Afrika. Tijdens die reis zijn er waarschijnlijk ook andere Katwijkers aan boord. Op de bemanningslijsten uit die tijd staan namen als Cornelis Vooijs, Maarten Arie van der Boon en Willem Guijt. In hetzelfde konvooi varend op een ander schip is Katwijker Cornelis Haasnoot op het m.s. ALPHARD. Cornelis vertrekt al enkele dagen eerder richting Gibraltar maar omdat het m.s. DEMPO behoort tot de snellere passagiersschepen komen ze gelijktijdig aan.
Aanvalsschepen
De DEMPO behoort tot één van de vier Nederlandse aanvalsschepen. Over de aard van de strategische inzet van de DEMPO bij deze operatie werd in een officiële mededeling het volgende gesteld: “vier Hollandse schepen zijn benoemd tot zogenaamde aanvalsschepen. Zij varen in de eerste aanvalslijn en moeten als eerste hun troepen en voorraden ontschepen, zodoende lopen zij logischerwijs ook het grootste risico”.
Voor anker bij Matifou
Tijdens Operatie Toorts ankerde de DEMPO op 9 november om 09.00 uur een periode bewesten kaap Matifou. Daar kregen zij gedurende de loop van de dag zware aanvallen te verduren waarbij al het beschikbare afweergeschut werd ingezet om aan de aanvallen te beantwoorden. Er viel een bom precies tussen de buitenboord hangende reddingboten B.B.3 en B.B.4 door en suisde rakelings langs de scheepshuid het water in. Hij ontplofte in de modder onder het schip maar door de schok van de ontploffing raakte de klepkasten van de uitlaten in de machinekamer beschadigd en er ontstond lekkage in het Javanen-verblijf achteruit. Ook raakte door de schokken de verlichting en de dynamo’s beschadigd. Het Sperry-kompas raakte onklaar en ook het echoloodsysteem raakte zodanig beschadigd dat het onbruikbaar was. Toch kon de DEMPO na reparaties haar werk voortzetten en wist uiteindelijk de haven van Algiers te bereiken om aldaar de laatste troepen en uitrustingen aan wal te zetten. Na deze missie keerde de DEMPO veilig in Liverpool terug.
De wereld rond
Tijdens zijn oorlogsvaarten deed Arie met de DEMPO verschillende havens aan over het rond der aarde. Singapore, New York, Liverpool, Aden, Freetown, Bombay, Durban, Batavia, Halifax, Alexandria, Kaapstad Gibraltar en Napels Tijdens al deze oorlogsvaarten werden Arie en zijn collega bemanningsleden continu blootgesteld aan de dreiging van de oppermachtige Duitse U-boten, zeemijnen en de bommenwerpers van de Luftwaffe en natuurlijk ook de Japanse Marine en luchtmacht.
Een ontploffing in Liverpool
Er was altijd die permanente dreiging die hen het gevoel moet hebben gegeven zelden of nooit veilig te zijn. Zelfs in het dok in Liverpool kon men zich niet veilig voelen, want daar gebeurde het dat een volgeladen munitieschip een voltreffer kreeg en ontplofte. De DEMPO, die gelijktijdig in het dok lag kreeg het bij deze ontploffing ook zwaar te verduren. De stukken staal van het ontplofte schip zaten door de hitte vast gelast op het dek van de DEMPO en ook op de DEMPO zelf waren slachtoffers te betreuren door dit voorval.
Terug naar de Middellandse zee
Begin 1944 kreeg de DEMPO de opdracht om vanuit Liverpool terug te keren naar de Middellandse zee. Na aankomst in het Noord-Afrikaanse Oran moest de het schip troepen en voorraden transporteren voor de geallieerde legers in Italië. Op 14 maart stapten 3400 Amerikaanse militairen van boord in Napels en een dag later voerde het schip in ballast als onderdeel van konvooi SNF-17 terug naar Oran. Het schip werd daarbij beschermd door een luchtafweerkruiser en vijf torpedobootjagers. Tot in de ochtend van 17 maart 1944 verliep de reis zonder noemenswaardige problemen. Het was een kalme zee onder een heldere lucht.
Getorpedeerd
Nog diezelfde ochtend werd de DEMPO getroffen door een torpedo aan de stuurboordzijde van het schip. Omdat de DEMPO slechts 30 mijl uit de wal voer probeerde kapitein Willem Jansen het schip nog in ondiep water te brengen door het konvooi te verlaten en koers te zetten naar de wal. Desnoods wilde hij haar op strand zetten. Toch moest de kapitein dit plan staken omdat de waterdichte schotten in de machinekamer bezweken onder de enorme waterdruk. De naden begonnen te scheuren en de nagels schoten eruit. De machinisten moesten vluchten en door het instromende water vloog het schakelbord in brand waardoor het schip stuurloos werd. De bemanning kon met de sloepen de kust bereiken en anderen werden opgepikt door de begeleidende schepen uit het konvooi. De volledige bemanning, 333 man, overleefde de ramp.
Alles kwijt
Arie was al zijn spullen kwijt, die waren ten onder gegaan met de DEMPO. Alleen zijn monsterboekje, een paspoort van Soerabaja en wat ID-kaartjes die hij waarschijnlijk in het waterdichte kokertje om zijn nek had bleven bewaard. Eenmaal terug in Liverpool werd Arie voor een paar reizen op het m.s. JOHAN VAN OLDENBARNEVELT geplaatst om daarna tot ruim na de oorlog weer op het m.s. SIBAJAK dienst te doen.
Geëvacueerd naar Nijkerk
In het kader van de evacuatie van het Sperrgebiet moest Arie’s vrouw Klaasje met hun twee kinderen en zijn schoonmoeder, die in de 3e Kanaalstraat Nu de Saksenstraat in de Rooie buurt. woonden, noodgedwongen evacueren naar Nijkerk. Eind juni 1945 konden ze pas weer terug naar Katwijk komen.
Weer thuis!
Op zondag 2 september 1945 liep de SIBAJAK de haven van Rotterdam binnen. Niemand die ze op de kade opwachtte want het bericht van haar aankomst had de autoriteiten niet tijdig bereikt. Vanwege onderhoud moest hij nog enkele dagen aan boord blijven, op 7 september mocht hij naar huis. Ruim 68 maanden was hij van huis geweest. Zijn vrouw en kinderen hadden hier in Holland vijf jaar oorlog meegemaakt en hij was er niet bij geweest. Enkele weken later meldde Arie zich weer in Rotterdam op de SIBAJAK waar na enige tijd weer koers gezet werd naar Indonesië. Op 21 juni 1946 na terugkeer op Nederlandse bodem liet hij de koopvaardij definitief achter zich en koos voor een bestaan aan de wal.
Erkenning
Zoals zovelen praatte Arie niet over wat hij had meegemaakt. Ieder had zijn eigen oorlogsverleden en Nederland moest worden opgebouwd. Er is lange tijd nauwelijks erkenning geweest voor de rol van de koopvaardij in oorlogstijd. In de naoorlogse jaren ontving hij een oorlogsherinneringskruis met de gespen: Oorlogsdienst Koopvaardij – Middellandse Zee en Oost Azië Zuid Pacific. Hij maalde er niet om. Zijn vrouw heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat hij de medaille niet terugstuurde. Gelukkig maar, want het was deze medaille die kleinzoon Hubert Nijgh inspireerde om de oorlogsjaren van zijn opa te achterhalen en hem in de gelegenheid stelde om voor zover het in zijn vermogen lag toch een stukje erkenning te geven aan de belangrijke bijdrage van de koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog en aan de Katwijkers die hierbij het leven lieten.
Zij hielden koers
Tekst op het Rotterdamse monument voor de Koopvaardij, De Boeg.