Niet alleen in Katwijk kreeg men tijdens de oorlogsjaren te maken met afbraak, ook in Valkenburg verdwenen er woningen onder de slopershamer ten behoeve van Duitse verdedigingswerken. In juli 1944 ontvingen de gemeentes Katwijk aan Zee en Valkenburg een schrijven van het Duitse bestuur in de Den Haag dat er binnen de gemeentegrenzen een aantal woningen dienden te worden afgebroken.
Onder de slopershamer
Voor Katwijk aan Zee hield dit in dat er binnen een straal van honderdvijftig meter van het strand de huizen moesten verdwijnen en dat er in de gemeente Valkenburg vierenveertig woningen afgebroken dienden te worden. De Valkenburgse woningen bevonden zich aan de Katwijkerweg en aan de Rijnstroomlaan. Deze huizen blokkeerden het schootsveld vanuit oostelijke richting naar het vliegveld en het strand van Katwijk. In juni 1944 had de geallieerde invasie in Normandië plaatsgevonden, dus een mogelijke aanval op de Nederlandse stranden was iets waar de Duitsers ook rekening mee hielden.
De eerste nieuwbouwwijk
De rijtjeshuizen aan de Katwijkerweg en de Rijnstroomlaan waren in het begin van de jaren dertig gebouwd en eigendom van een Rotterdamse woningbouwstichting. Met op de hoek van de Rijnstroomlaan de kruidenierszaak van Mevr. Meijer en aan de overzijde het sigaren zaakje van Stien van der Marel was het een nieuwbouwwijkje aan de rand van het dorp Valkenburg.
Ontruimen
Na het Duitse ontruimingsbericht had men in Valkenburg tot half juli de tijd om te verhuizen waarna eind juli de sloop zou beginnen. De eigenaren en huurders werden vervolgens door de gemeente benaderd. J. Schoneveld, huurder van Rijnstroomlaan 22, kreeg te horen dat zijn huur voor de duur van de oorlog was opgezegd en werd gesommeerd met directe ingang elders onderdak te zoeken. Voor de huiseigenaren werd ter compensatie door het Duitse bestuur een passende vergoeding ter beschikking gesteld en aan hen uitgekeerd.
De aanbesteding
Door de gemeente Valkenburg werd met de Amsterdamse aannemer H. van de Star een overeenkomst gesloten om de klus voor zevenentwintigduizend gulden te klaren. Hierbij moesten de bouwmaterialen bij de afbraak strikt gescheiden gehouden worden zodat ze elders weer hergebruikt konden worden. Hiervoor zorgde het Centraal Bureau voor Sloopmaterialen, een Duits gecontroleerde overheidsinstelling, die er voor zorgde dat bouwstoffen afkomstig uit sloop werden geïnventariseerd en opgeslagen voor later gebruik. In de regel gingen deze bouwmaterialen regelrecht richting Duitsland, maar in dit geval zou het binnen de gemeente Valkenburg zelf opgeslagen worden.
Borculo
De aangewezen woningen werden vakkundig ontmanteld waarna de Valkenburgers spraken van een tweede Borculo. In dit Twentse plaatsje had in 1925 een stormramp plaatsgevonden waarbij er een groot aantal huizen volledig verwoest werden. De aanblik van de kaalgeslagen Katwijkerweg en de Rijnstroomlaan vertoonden een dusdanige gelijkenis met het plaatsje in de Achterhoek dat dit gedeelte van Valkenburg al snel in de volksmond “Borculo” werd genoemd.
Uiteindelijk is één rijtje huizen aan de Katwijkerweg blijven staan. Ter vervanging van “Borculo” wordt er in het kader van de wederopbouw in 1947 de burgemeester Lotsystraat gebouwd. Op de kop hiervan kwamen ook twee pandjes te staan waarin Mevr. Meijer en Stien Marel zich met hun winkeltjes weer konden vestigen. De geschutsbunkers waar de huizen aan de Katwijkerweg en de Rijnstroomlaan voor moesten wijken zijn er uiteindelijk nooit gekomen.