Terug

Tinus moet verdwijnen

Het is januari 1944, we staan aan de Katwijkerweg in Valkenburg; Een vooralsnog onbekende man wordt binnengebracht bij Govert Bol, plaatselijk leider van de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers. De blonde jongeman stelt zich voor als Tinus, een voormalig timmerman die het afgelopen jaar bij een boer ondergedoken was geweest en daar had gewerkt. Hij had dringend een nieuw onderduikadres nodig en Goof, zoals Govert ook wel genoemd werd, was hiervoor de aangewezen persoon. Hij had in Valkenburg en omstreken al voor tientallen mensen een veilig heenkomen gezocht.

Argwaan

Al gauw werd er een onderkomen geregeld bij Piet van Duijn aan de Lotsystraat. Piet was een van de eerste bewoners van de nieuwbouw uit 1941 aldaar na de verwoestingen in mei 1940. Ook kon Tinus aan de slag als timmerman bij Jan Oosterlee bij timmerbedrijf Abr. Oosterlee aan de Broekweg.

De nieuwbouw aan de Lotsystraat in 1943.

De nieuwbouw aan de Lotsystraat, waar Tinus bij Piet van Duijn ondergedoken was. G. Russchenberg

De onderduikoperatie verliep voorspoedig, zoals dit in de voorgaande jaren al veelvuldig gedaan was. Toch zou al gauw blijken dat er van alles rammelde aan het verhaal van Tinus. Na enige tijd begonnen er bij Goof steeds meer klachten binnen te komen over de vers geplaatste onderduiker. Zowel bij Oosterlee, als aan het onderduikadres bij Van Duijn, waren er op onverklaarbare wijze spullen verdwenen. Ook onderhield Tinus intiem contact met een getrouwde vrouw uit het dorp, wiens man van huis was. In een kleine gemeenschap als Valkenburg bleven dergelijke praktijken niet lang onopgemerkt en dat leidde al gauw tot commotie onder de inwoners. Goof vernam op de koop toe van Dr. Hueting dat de onderduiker bij hem in behandeling was voor een seksueel overdraagbare aandoening, of zoals in een na-oorlogs verslag krachtig beschreven als “Een ziekte die men in de regel niet bij een boer krijgt, maar wel voorkomt uit een losbandig leven”. Bol vertrouwde de zaak niet, er klopte iets niet aan het onderduikverhaal van Tinus. Hij drong aan op overplaatsing van de onderduiker, maar dit mocht niet baten.

Verrader

Goof Bol en zijn zoons Cor en Dik op 13 mei 1945.

Goof Bol en zijn zoons Cor en Dik op 13 mei 1945. G. Russchenberg

Inmiddels is het half mei ‘44 en Tinus is nog steeds bij Van Duijn ondergedoken. Goof gaat bij Piet op visite om de eventuele plaatsing van een nieuwe onderduiker met hem te bespreken. Het gesprek liep anders dan verwacht. “Tinus is van plan zich aan te sluiten bij de SS”, vertelt Van Duijn. Hij had eerder een briefje onderschept waarin Tinus dit beschreef en tevens aangaf dat hij het hele “zoodje” in Valkenburg zou verraden aan de Sicherheitsdienst. Dat zogenoemde “zoodje” bestond uit zo’n 17 Valkenburgers en Katwijkers die werkzaam waren in het verzet, of waar Tinus simpelweg onenigheid mee had. Govert en Piet stonden zelf ook op de lijst. De onderduiker was ontmaskerd als een gevaarlijk man die het einde zou kunnen betekenen voor de illegaliteit in Valkenburg, ware het niet dat zijn brief gelukkig onderschept was.

Nu moest er snel actie worden ondernomen. Na overleg met enkele “collega’s” uit de illegaliteit werd er besloten dat de timmerman-onderduiker “opgeruimd moest worden”. Een foto van Tinus werd overgebracht aan de Knokploeg van Evert, beter bekend als Marinus Post. De dag na aflevering van de foto kwam een lid van de knokploeg naar Bol toe om eens te polsen wat er allemaal aan de hand was, waarna er verslag uitgebracht werd aan Post. Laatstgenoemde was ook van mening dat Tinus een gevaar vormde en zo snel mogelijk moest verdwijnen.

Op zoek naar de waarheid

Er moest vastgesteld worden of Tinus daadwerkelijk een gevaar vormde, en dus bedacht Evert een plan om dit uit te vinden. Hij zou samen met een man uit zijn ploeg naar Van Duijn toe gaan en zich tegenover Tinus voordoen als agenten van de Sicherheitsdienst. Inmiddels waren ze er achtergekomen dat hij weggelopen was bij de Duitse NSKK, en hiervoor op de vlucht was. Het idee was dan ook om hem hier zogenaamd voor op te pakken; zijn onderduikadres was natuurlijk door verraad in handen van de “SD’ers” gekomen. En zo geschiedde.

Evert en een collega gingen verkleed als SD’ers naar de Lotsystraat. Het duurde niet lang voordat Tinus met allerlei namen voor de dag kwam. De dag na de ontmoeting leverde hij een lijst met 17 namen aan, en enkele dagen later nog een lijst met hierop 40 onderduikadressen. Tinus vertelde tevens dat hij zijn eigen vader in Krommenie had verraden. De man kwam later om in Kamp Amersfoort na een afranseling. Het was nu zonneklaar dat Tinus een zeer gevaarlijk individu was en op een vergadering bij Govert thuis werd besloten dat hij geliquideerd moest worden.

Het einde van Tinus

Tinus was zich nog steeds niet bewust van het feit dat hij voor de gek gehouden werd door de verzetsmannen. Een uitnodiging om voorbereidingen te treffen om de verzetslui en onderduikers “op te gaan pakken” wekte dan ook geen argwaan. Ze ontmoetten elkaar op een schuit aan de losplaats bij de Krom, even buiten het dorp. Eenmaal op de schuit aangekomen was het snel gebeurd. Twee kogels maakten op die bewuste avond een einde aan het leven van Tinus.

Op 7 juli 1944 rond half 3 ’s middags wordt er melding gemaakt dat er ter hoogte van de loswal een lijk in de Rijn drijft. Opperwachtmeester Van Schendel is als eerste ter plaatse en haalt met een roeiboot het in verre staat van ontbinding zijnde lichaam naar de wal. Het lichaam is gewikkeld in bruin zeildoek omwonden met zwart electriciteitsdraad. Twee grote metalen staven op de borst en een zware jutezak aan de benen hadden moeten zorgen dat het lichaam op de bodem bleef liggen.

Het lichaam werd overgebracht naar het lijkenhuisje op de algemene begraafplaats in Valkenburg, alwaar de Rijksrecherche het lichaam op 8 juli fotografeerde. Op zondag 9 juli heeft Dr. S.P.L. Hulst uit Leiden de sectie op het lichaam verricht, waarna het lichaam onder toezicht van Van Schendel gekist werd. Een dag later werd het lichaam op de algemene begraafplaats in Valkenburg begraven.

Vele levens zijn van de marteldood in de kerkers van de Sicherheitsdienst gered door de moeilijke beslissing een eind aan het leven van de verrader te maken.

Die Tinus wilde alles verraden. Ze hebben op hem ingepraat, maar hij hield vol. Nu ja, als je volhoudt, dan moet je kapot; een gevangenis is er niet.

Atie Visser

Over de liquidatie van Tinus

Atie Visser, spelen voor eigen rechter Volgende verhaal

Wil je bijdragen aan dit verhaal?

U kunt ons helpen door dit verhaal aan te vullen en waar nodig te corrigeren!

Heeft u nog materiaal dat wij kunnen gebruiken om dit verhaal nog beter te maken? Neem dan contact met ons op, zodat we onze website zo compleet mogelijk kunnen houden.

E-mail mail Facebook