Met een daverende klap valt de zware celdeur van de dodencel achter hem dicht. Het is 1944 en de Rijnsburger Piet van Egmond, beter bekend als Piet Sik, is zojuist opgesloten in de Rotterdamse Strafgevangenis aan de Veerkade. Hij is ter dood veroordeeld voor het doodschieten van de beruchte Leidse jodenjager Willem de Groot. De Groot, werkzaam bij de documentatiedienst van de Leidse Politie, was op het spoor gekomen van een Joods meisje dat bij de familie van Egmond thuis zat ondergedoken.
Hard voor weinig
Piet wordt op 26 september 1904 geboren in Rijnsburg. Na de dood van zijn moeder wordt de kleine Pieter opgevoed door zijn oom Piet en tante Apolonia van Egmond, hierbij erft hij ook meteen van zijn oom de bijnaam “Piet Sik”. Piet is een ondernemend mannetje, vol met humor en Rijnsburgse handelsgeest. Met een klein stukje grond en een auto zit hij volop in de bollenhandel. Hij trouwt in 1929 met Jannetje de Mooij en samen betrekken ze een achterhuisje aan de Langevaart. Op 6 februari 1935 wordt zoon Lijsia Pieter geboren. Echter het jongetje overlijdt reeds na een half jaar. Hierna ziet dochter Jannie het levenslicht. Na een faillissement in de jaren dertig als gevolg van de crisis verhuisd het gezin naar de Dubbelebuurt 26 en start Piet opnieuw een bloembollenbedrijf. Met zijn vrachtwagentje trekt hij het land in en verkoopt zijn bollen tot diep in Brabant en België.
De Landstorm
Eind jaren 20 wordt Piet lid van de Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm. Eigengereid als hij is, is hij in de eerste instantie niet bijzonder actief. Toch wordt hij in 1939 ingedeeld als soldaat-motorrijden bij de Landstorm mobilisatiestaf. Na de Duitse inval in mei 1940 komt van het één het ander en enige tijd later bevindt Piet zich diep in het Nederlandse verzetswerk.
In het verzet
Hij maakt echter geen deel uit van de gevestigde Rijnsburgse verzetgroep onder leiding van Dr. Edzard Van der Laan en Ds. Henk Post, maar heeft zo zijn eigen connecties. Zijn contacten met verzetsgroepen uit Oegstgeest en Amsterdam maken hem tot een vreemde eend in de bijt. Door zijn handel in het zuiden des lands ziet hij kans om Joodse kinderen van school op te pikken en in Brabant onder te brengen in kloosters, pastorieën en bij boeren.
In het huis in de Dubbele buurt is het een komen en gaan van onderduikers die voor een paar dagen of een langere periode onderdak nodig hebben. Dit heeft soms komische taferelen tot gevolg. De Joodse jongeman Ernst Casutto die een tijdje bij Piet op zolder woonde besluit op een zondag, toen Piet en Jannetje een ommetje maakten, een banjoconcert te geven voor het opengeschoven raam. Dit tot groot vermaak van de buurtkinderen. Na een flinke uitbrander van Piet zat hij echter de week erop doodleuk weer achter het open raam op het orgel te spelen.
Een inval
In januari 1944 gaat het goed fout. Twee Leidse rechercheurs doen een inval in het huis in de Dubbelebuurt. Piet is gelukkig niet thuis maar hij en zijn gezin moeten hierna onderduiken. Ze vinden onderdak bij een boer in Zwammerdam totdat ze in juni 1944 worden verraden. De Duitsers staan in de eerste instantie bij de verkeerde boerderij. De boer weigert mee te werken en verdere informatie te verschaffen omtrent de verblijfplaats van Piet en zijn gezin. Als gevolg wordt hij samen met zijn twee zoons ter plekke geëxecuteerd. Hierop komt de boer die hen wél verborg naar voren. Piet wordt gearresteerd en naar het politiebureau in Leiden overgebracht.
Gearresteerd
Tijdens de inval in het huis van Piet is de Groot door de verzetsman Jan Wildschut doodgeschoten. Piet wordt hiervan beschuldigd. Hij wordt meerdere malen hardhandig verhoord door de Leidse rechercheur Kruisheer. Maar Piet is een harde en geeft hem geen bruikbare informatie. Hij wordt hierop ter dood veroordeeld en overgebracht naar Rotterdam waar hij opgesloten wordt in een dodencel. Met twee man in cel wordt er om de zoveel tijd ’s ochtends om zes uur een gevangene uit één van de cellen gehaald en geëxecuteerd. Zes keer valt dit lot ten deel aan een celgenoot van Piet.
Dolle dinsdag nadert en de paniek bij de Duitsers slaat toe. Op 6 september 1944 begint men met het om en om doodschieten of vrijlaten van de gevangenen. Piet heeft geluk en wordt als laatste vrijgelaten. Hij keert broodmager terug naar Rijnsburg. Het huis aan de Dubbele Buurt is inmiddels dichtgetimmerd en het zal tot na de bevrijding duren voordat het gezin er weer in kan trekken.
Bij de BS
Piet sluit zich vervolgens aan bij de Rijnsburgse afdeling van de Binnenlandse Strijdkrachten onder bevel van Nic Polane. Als ordonnans rijdt hij in opdracht van de BS met zijn trouwe vrachtwagentje H 83876 het hele land door. Voor de voedselvoorziening, om Joodse kinderen te herenigen met hun familie of om ergens brandstof op te halen. In het bezit van een zogenaamde rijvergunning pakt hij zijn bollenhandel weer op en wordt tevens de voorzitter van de eerste Oranjevereniging in Rijnsburg.
Postuum geëerd
Na zijn dood zet de familie van Piet alles in het werk om hem en zijn vrouw in aanmerking te laten komen voor de Yad Vashem onderscheiding vanwege zijn hulp aan Joodse onderduikers in de tweede wereldoorlog. Op 11 april 2002 is het dan zo ver, Pieter en Jannetje van Egmond worden postuum geëerd en bijgeschreven in het register Rechtvaardigen onder de Volkeren. De onderscheiding en bijbehorende oorkonde wordt aan de familie Van Egmond uitgereikt in de Joodsche synagoge Hillegersberg te Rotterdam.