Een fenomeen waar kustplaatsen in de tweede wereldoorlog met te maken kregen was het aanspoelen van allerlei wapentuig. En dan met name met het aanspoelen van zeemijnen. Dit waren zeemijnen zowel van Duitse als Nederlandse makelij.
Oprichting van de Nederlandsche mijnendienst
De Russisch-Japanse oorlog van 1904 tot 1905 was het eerste belangrijke conflict waarbij veel schepen verloren gingen door zeemijnen. Zowel door de Russen als de Japanners werd de mijn op grote schaal ingezet en aan beide kanten werden hierdoor belangrijke verliezen geleden. Naar aanleiding van deze bevindingen richtten alle belangrijke marines in de wereld een mijnendienst op. De Koninklijke Marine deed dit in 1907.
Ontwikkeling van de zeemijn
Vóór de Eerste Wereldoorlog was de ontwikkeling gericht op de contactmijn. Deze bolvormige drijvende mijn bestond uit een gewicht dat het wapen onder water hield met een verbindingskabel naar de eigenlijke drijfmijn, die was voorzien van een kabel en van korte uitstekende punten, zogenaamde Hertz hoorns genoemd. Deze bevatten elk een glazen buisje met zuur. Als zo’n hoorn werd verbogen of beschadigd, brak het glas. Dan kwam er zuur vrij dat een electrische impuls de lading stuurde, waarna de mijn explodeerde.
De KW78 “Excelsior”
De eerste kennismaking met een exploderende zeemijn had de KW78 “Excelsior” van de rederij Kennemerland die in maart 1938 voor de Deense kust een mijn in haar netten kreeg. Gebeurde dit voor de Nederlandse kust dan had de schipper de instructie om de mijn af te leveren bij het fort voor de haven van IJmuiden alwaar hij veilig gedemonteerd kon worden. Echter in de praktijk wilde men zo snel mogelijk weer van het explosief af en werd het linea recta weer overboord gezet. In het geval van de “Excelsior”ging het om een verroeste zeemijn uit de eerste wereldoorlog. Het ding was dusdanig doorgeroest dat de bemanning het wel aandurfde om de mijn zelf uit elkaar te halen. Dat dit toch specialistenwerk is bleek uit het feit dat de aanwezige springstof ontplofte bij het gesleutel aan de mijn. De Katwijker J. van Duivenvoorden raakte ernstig gewond en moest met spoed in het ziekenhuis van Esbjerg opgenomen worden. Hij moest uiteindelijk een oog en één van zijn handen missen.
Mobilisatie
Katwijk kreeg op 9 september 1939 voor het eerst te maken met een gemeentelijke waarschuwing voor alle bewoners voor het aanspoelen van zeemijnen. Dit waren voornamelijk zeemijnen die na het afkondigen van de mobilisatie in augustus 1939 door de Koninklijke Marine voor de Nederlandse kust waren gelegd. Om te voorkomen dat de sluizen bij het gemaal beschadigd zouden raken werd er een een groot net over de volle lengte van het uitwateringskanaal gespannen. Dit was geen overbodige luxe want op 4 december 1939 meldt het Leidsch Dagblad dat er niet minder dan zeven zeemijnen aan waren gespoeld in Katwijk. De gehele Boulevard werd door de militaire autoriteiten afgezet waarna drie van de zeven konden worden gedemonteerd. De busdienst naar Den Haag moest worden omgeleid door het dorp. Het totale aantal aangespoelde mijnen tussen Wassenaar en Noordwijk kwam hiermee op eenendertig.
De Burgemeester der gemeente Katwijk brengt ter algemeene kennis dat onder de huidige omstandigheden de mogelijkheid groot is dat mijnen aanspoelen, welke ernstig gevaar opleveren voor ondeskundigen.
Een ieder, die een aangespoelde mijn op de kust aantreft, wordt dringend verzocht daarvan ten spoedigste mededeeling te doen aan den Commandant van het Kustwacht-detachement, gevestigd in de Hervormde School aan de Jan Tooropstraat te Katwijk aan Zee.
Katwijk, 9 September 1939
De Burgemeester van Katwijk – Mr. W. J. Woldringh van der Hoop.
Aangespoeld
Op 19 augustus 1940 wordt er melding gemaakt van drijvende mijnen voor de Katwijkse kust. Er spoelden er vervolgens drie aan op het zuiderstrand. Honderden belangstellenden moesten door de politie worden weggestuurd. Eind september 1940 spoelden er een tweetal zeemijnen aan op het strand. Ter hoogte van de muziektent aan de Boulevard werd er op 27 september s’nachts een zeemijn gevonden door de Duitse Grenzpolizei. Deze was in de tweede wereldoorlog verantwoordelijk voor de grensbewaking van de door Duitsland bezette gebieden. De Nederlandse politie kreeg in dit geval het bevel om het omliggende strand af te zetten. Echter gedurende de dag kreeg men op de 28e te maken met nog een aangespoelde mijn. Dit keer gevonden door de Nederlandse politie aan het einde van de Zuid boulevard. Op 6 december 1940 spoelden er op één dag vijf mijnen aan, en was men wederom gedwongen om de hele Boulevard af te zetten.
Na een flinke storm
In oktober 1941 raasde er een zware zuidwester storm langs de Nederlandse kust. Hierbij werden er een groot aantal Duitse zeemijnen losgeslagen. De kabel die de mijn op zijn plek hield brak dan los van het gewicht op de bodem van de zee. Tijdens deze storm werd er op 15 oktober bij de watering door strandwacht J. de Jong een Duitse mijn aangetroffen. Op dat moment was dat gedeelte van het strand ten noorden van het uitwateringskanaal afgezet voor schietoefeningen. De Jong werd bij de mijn op wacht gezet om te voorkomen dat er nieuwsgierige Katwijkers een kijkje kwamen nemen. Aangespoelde zeemijnen trokken in de regel veel bekijks, maar waren niet geheel ongevaarlijk voor omstanders. Later die dag werden er nog een tweetal mijnen gevonden voor Hotel de Zwaan en bij het Waaigat waarvan melding werd gemaakt bij de Nederlandse politie.
Een niet ongevaarlijk klusje
Het onschadelijk maken van zeemijn was een secuur klusje en gebeurde als het even kon op het strand zelf. De explosieve lading werd verwijderd en de mijn werd op een vrachtauto gerold waarna hij afgevoerd kon worden. Lukt het niet de mijn ter plekke onschadelijk te maken, dan werd hij op het strand tot ontploffing gebracht. Dit gebeurde in de regel niet zonder de nodige glasschade. Het gebeurd regelmatig dat zover als in het dorp de ruiten er collectief uitvlogen als men weer eens een zeemijn gecontroleerd liet exploderen. Het kwam ook voor dat men te maken kreeg met een ongeplande ontploffing. Op 29 november om 06:50 raakte een zeemijn de stenen van de watering en explodeerde. Bij Van Paridon in de Voorstraat, bij Thiele aan de Strandweg en bij Buis en Simon de Wit op de Sluisweg sneuvelden de etalageruiten. Om procesverbaal op te kunnen maken werd de schade door de politie opgenomen. Tweehonderd andere woningen in het dorp hadden eveneens aanzienlijke glasschade.
Op zee gebleven
Zeemijnen, al dan niet losgeslagen, waren een ook groot gevaar voor de kustvisserij. Op 11 maart 1942 liep de Katwijkse logger KW 26 “Aafje”op een zeemijn. Hierbij kwamen Huig Aandewiel (37 jr.), Cornelis van Duijvenbode (27 jr.), Jan van Duijvenbode (54jr.), Arie Guijt (35jr.) en Jacobus Hoek (33 jr.) Op 21 augustus 1943 liep de KW 91 “Alida” bij IJmuiden op een mijn. Hierbij vielen twee gewonden waarvan de schipper blijvend invalide raakte. Het schip werd behouden binnengebracht door de VL 61 en de KW38 waarna het naar scheepswerf Stapel in Spaarndam werd vervoerd. De vijfkoppige bemanning werd vervolgens door de Visserij Centrale IJmuiden via de radio gesommeerd om zich te melden bij de haven Uberwachungstelle om door de Duitse autoriteiten te worden gehoord. Op 4 juni 1944 raakte de KW 216 “Cornelia”, eveneens voor de haven van IJmuiden, een Duitse mijn. De Katwijkers Dirk van der Plas (32jr.), Jacob van Roon (29 jr.) en Jan Wagemaker (36 jr.) lieten hierbij het leven. De schipper kon ternauwernood worden gered. De motorsloep was eigendom van Huibert Messemaker en Jan Wagenmaker.
Het gevaar is nog niet voorbij
In oktober 1945 waren de Noordzee en het kanaal weer geheel vrijgegeven voor de visserij, en werd er weer zover als onder de Engelse kust gevist. Na de twee wereldoorlogen hebben vissers nog vaak zeemijnen in hun netten gevonden. Als de mijnen niet meer verbonden zijn met hun kabel en afdrijven, kunnen ze de oorzaak zijn van ongelukken, zowel op zee als op het strand bij het aanspoelen van de mijnen. Hierbij zijn een groot aantal Katwijkse vissers om het leven gekomen. De namen van de vissers die in beide wereldoorlogen op zee bleven staan vermeld op het in 2005 onthulde, en door Gerard van der Leeden ontworpen, monument aan de noordzijde van de boulevard.