In de donkere jaren die leidden tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd in 1933 de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming opgericht. De militaire luchtvaart had sinds de Eerste Wereldoorlog een enorme ontwikkeling doorgemaakt en massale luchtaanvallen door een mogelijke vijand waren meer dan ooit een realiteit geworden.
De luchtmacht
De tijd dat oorlogen slechts op land en zee werden uitgevochten was voorbij en de luchtmacht was al lang geen ‘experimenteel’ onderdeel meer van de strijdkrachten. Het vliegtuig had zich inmiddels meer dan ooit bewezen in de loopgravenoorlog van 1914-1918 en was nu een serieuze bedreiging geworden. Niet alleen voor soldaten maar ook voor onschuldige burgers in dorpen en steden. Onder andere de Oostenrijkse en Duitse bombardementen tijdens de Eerste Wereldoorlog op Londen waren hier het tastbare bewijs van.
Wat te doen?
Wat moest je nu eigenlijk doen bij een luchtaanval? De regering in Den Haag was van mening dat de Nederlandse bevolking hier op voorbereid moest zijn. De zogenaamde “zelfbescherming achter de huisdeur”. Via de nieuw opgerichte “Vereeniging” werden alle burgemeesters in Nederland benaderd om hen aan te sporen een plaatselijke Luchtbescherming op te richten. Hier werd massaal gehoor aan gegeven en in maart 1939 verwelkomde de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming haar 100.000ste lid.
Een plaatselijke afdeling Luchtbescherming bestond uit een voorzitter, secretaris en een aantal bestuursleden. De gemeenten werden opgedeeld in blokken met een zogenaamde Blokploeg. Per ploeg werd er dan een Blokhoofd aangesteld, die op zijn beurt weer een aantal Blokleden aanstuurde. De diverse functies binnen de Luchtbescherming konden worden herkend aan een geëmailleerd armschildje dat met een lederen riempje om de rechterarm gedragen werden. Er werd tevens een overzicht gemaakt van alle belangrijke openbare gebouwen, een wijkverdeling en de ligging van de brandkranen.
De afdelingen
Rijnsburg en Valkenburg hadden elk een afdeling Luchtbescherming en in Katwijk waren er vanzelfsprekend twee; Katwijk aan Zee en Katwijk aan den Rijn. De Rijnsburgse afdeling van de Luchtbescherming bestond hoofdzakelijk uit leden van de voormalige Burgerwacht. Deze was na 21 jaar trouwe dienst op last van de Duitsers in augustus 1940 ontbonden. Door de verschillende afdelingen werden regelmatig voorlichtingsavonden georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten was er dan een gastspreker, meestal verbonden aan de Landelijke vereniging, die voorlichting gaf over de middelen die bij een gasaanval gebruikt dienden te worden of het belang van de verplichte verduisteringsmaatregelen.
De vergaderingen en cursusavonden van de afdeling Katwijk aan Zee vonden plaats in de Gemeentezaal onder leiding van secretaris E. van Wensveen. De eerste cursusavond van de afdeling Katwijk aan den Rijn werd reeds in Februari 1940, voor het uitbreken van de oorlog, gehouden. Als locatie werd het voormalig gemeentehuis aan de Rijnstraat gebruikt. Na het welkomstwoord van bestuurslid dhr. Roosdorp volgde er een uitgebreide lezing over het belang van de burgers om actief deel te nemen aan de Luchtbescherming. De maandag daarop volgde een tweede cursusavond. Opvallend aan beide avonden was dat de vrouwen aanzienlijk beter vertegenwoordigd waren dan de Katwijkbinse mannen. Was het beschermen van huis en haard dan toch meer een vrouwenaangelegenheid?
Verduisteringsmaatregelen
Op naleving van de verduisteringsmaatregelenMaatregelen om te voorkomen dat door ramen of andere openingen licht naar buiten kon schijnen. werd streng toegezien. In februari 1941 staat een landbouwer uit Katwijk terecht omdat hij verzuimd zou hebben zijn schuur te verduisteren. De controleurs der Luchtbescherming J. Kloos en A. Vooys hadden de man er op aangesproken, maar hij had geen gehoor gegeven. In Mei van datzelfde jaar bevind zich een Katwijker, woonachtig in de J. Tooropstraat, voor het gerecht omdat hij meerdere malen een waarschuwing had ontvangen van dhr. D. van Duijn, controleur van de Luchtbescherming, vanwege het niet verduisteren van zijn voorkamerramen. De uitspraak? In beide gevallen een geldbedrag van Fl.5,- aan boete en twee dagen hechtenis.
Oefenen
Door de Luchtbeschermingsafdelingen werden ook regelmatig verduisteringsoefeningen georganiseerd. Het ontbreken van straatverlichting en licht vanuit de huizen kon dan best gevaarlijke situaties opleveren. In het aardedonker konden mensen te water raken en verdrinken. Landelijk gezien waren hier meerdere gevallen van bekend. In het geval van een Katwijkse oefening werd er door de “Vereeniging” een beroep gedaan op de Katwijkse Reddingsbrigade om gevaarlijke punten te beveiligen. Ook achter de voordeur kon verduistering in het algemeen gevaarlijke situaties opleveren. Binnenshuis moest er spaarzaam met licht omgegaan worden. Dit betekende vaak na zonsondergang rondstommelen in het donker. In september 1940 viel een jongedame woonachtig aan de Noordwijkerweg in Katwijk aan den Rijn dusdanig ongelukkig van de trap dat ze haar rechterpols brak. Ook de NZHTMNoord-Zuid-Hollandsche-Stoomtramweg-Maatschappij, de exploitant van de Blauwe Tram. kreeg te maken met de verduisteringsmaatregelen. Op 1 september 1941 werd de dienstregeling van de tram naar Katwijk met een half uur vervroegd.
Luchtgevaar
Het officiële orgaan van de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming was Luchtgevaar, een krantje dat maandelijks zijn weg vond naar alle leden maar ook voor 10 cent los te koop was. De inhoud van Luchtgevaar bestond grotendeels uit informatie hoe te handelen bij een aanval met de diverse soorten brandbommen. Ook kon men door middel van ingestuurde vragen informatie verkrijgen over de meest veilige plaats in huis en wat in de inhoud van de vluchtkoffer zou moeten zijn.
Luchtbeschermings materialen
Luchtbescherming in het algemeen was een lucratieve business. Er werd landelijk geadverteerd met brandblussers, zwart lancasterstof om te verduisteren en men kon zich voor astronomische bedragen verzekeren tegen allerlei vormen van oorlogsschade. In Katwijk kon men terecht bij de firma A.W. Timmermans voor alles op het gebied van Luchtbescherming. In de winkel aan de Wilhelminastraat 8b kon men helmen, uitrustingsstukken en andere persoonlijke beschermingsmiddelen aanschaffen.
In dagen voor de oorlog had Timmermans nog een flinke aanvaring met de Nederlandse overheid. Zijn totale voorraad stalen helmen en overige uitrustingstukken was in beslag genomen door het Nederlandse leger. Timmermans en zijn compagnon H. van Koeveringe werden verdacht van ‘onvaderlandslievende handelingen en uitlatingen’. En tevens van het ‘in contact te staan met een buitenlandse burgelijke of militaire overheid’. Door tussenkomst van burgemeester Woldringh van der Hoop werd deze beschuldiging naar het rijk der fabelen verwezen en kreeg men de in beslaggenomen goederen eind mei 1940 weer terug.