Tijdens de oorlog kwamen er een groot aantal hulpacties voor en door de Nederlandse bevolking op gang. Sommigen waren lokaal, anderen waren landelijk georganiseerd. Één van deze acties was de Hulpactie Roode Kruis, afgekort H.A.R.K. Door middel van lokale comités werden er initiatieven op poten gezet om de nood in eigen of andere gemeenten te ledigen.
Hulp vanuit Rijnsburg
In Rijnsburg was er ook een afdeling van de H.A.R.K. Deze werd gevormd door de bestuursleden; J. Heemskerk, C. Paauw, J. van Schooten, A.D. den Haan, J. van der Meij en T. Kralt. Nadat de gemeentes en Vlijmen en Nieuwkuijk in Noord Brabant zwaar waren getroffen door het oprukkende oorlogsgeweld eind oktober 1944 werd er besloten door de Rijnsburgse afdeling van de H.A.R.K om een inzameling van hulpgoederen te houden. Ondanks dat er in deze moeilijke periode weinig beschikbaar was, werd er door de Rijnsburgse bevolking toch gul gegeven. Wat men kon missen aan kleding, beddengoed en meubelen werd ingezameld en aan de Brabantse gemeentes geschonken. De leden van de veiling Flora hadden een eigen initiatief. Door hen werd er voor 8000 gulden aan glas opgehaald om een gedeelte van de gesneuvelde ruiten in Vlijmen en Nieuwkuijk te vervangen.
In de frontlinie
Eind oktober 1944 was Vlijmen in de frontlinie komen te liggen. Op woensdag 25 oktober had het oorlogsgeweld ook hen bereikt. Toen er in s’Hertogenbosch nog zwaar werd gevochten, vielen ook de eerste granaten op Vlijmen en Nieuwkuijk. De dag daarop arriveerde er een SS Panzerdivisie in het dorp, de bemanningen van de tanks waren het vechten moe en zochten een schuilplaats om bij te komen en om hun munitie te dumpen. Nadat de tanks vertrokken waren in de richting van Heusden werd het geallieerde vuur op Vlijmen steeds heviger. De Duitsers op hun beurt stelden infanteriegeschut op aan de rand van het dorp om het vuur te beantwoorden. De geallieerde aanval stokte echter toen men de Bossche Sloot bereikte en de Duitsers de brug lieten springen. Een geallieerde aanval vanuit Den Bosch werd vervolgens verder afgeblazen, en de bevolking van Vlijmen en Nieuwkuijk kon weer uit hun schuilplaatsen tevoorschijn komen.
Bevrijd!
In de late avond van 5 November bereikten eenheden van de Schotse Highlanders de randgemeente Heusden en op maandag 6 November 1944 waren Vlijmen en Nieuwkuijk officieel bevrijdt. Toen het licht werd was pas goed te zien wat het oorlogsgeweld allemaal had aangericht. Rond de RK kerk en de Ned. Hervormde kerk was de schade het grootst, ook de watertoren in Nieuwkuijk was zwaar getroffen. Op de eerste Bevrijdingsdag werd er niet uitbundig feest gevoerd, maar werd er aangevangen met de opruimingswerkzaamheden.
Een gedenksteen
In de raadsvergadering van 9 mei 1946 besloot de Vlijmense gemeenteraad een bedrag van 200 gulden ter beschikking te stellen voor het maken van een gedenksteen. De opdracht werd gegeven aan de heer W. van Bokhoven uit Haarsteeg en bestond uit een steen van zwart-petit gepolijst graniet met de volgende tekst:
Ter Herinnering en uit dankbaarheid aan Rijnsburg voor de hulpverleening aan de bevolking van Nieuwkuijk, gemeente Vlijmen , zwaar getroffen door het oorlogsgeweld in Oktober – November 1944.
Gemeentebestuur van Vlijmen
burgemeester, wethouders en secretaris
Na de bevrijding
Het werk van de H.A.R.K. hield niet op na de bevrijding. Er was een nog steeds een dringend tekort aan diverse levensbehoeften, met name kleding. De meeste kleding die ter beschikking werd gesteld kwam uit Canada. Je kunt je voorstellen dat de Rijnsburgers soorten kledingstukken uitgereikt kregen die ze van hun leven nog nooit gezien hadden. In Rijnsburg werd de uitgifte van kleding geregeld door de diaconie van de kerk. Zij bepaalden wie de beschikbare kleding het hardst nodig had. Dat er dan soms de verkeerde prioriteiten werden gesteld was onvermijdelijk. De mooiste kleding werd aan een dusdanige “voorselectie” onderworpen dat de H.A.R.K. in de Rijnsburgse volksmond al snel de ‘Hulp Aan Rijke Kennissen’ genoemd werd. Sommige mensen kregen kleding uitgereikt waar ze werkelijk niets aan hadden. Zo ook Ger Wolthaus-van der Meij uit de Vinkenweg. Zij kreeg namens de H.A.R.K. een paardrijbroek uitgereikt. Woedend over de ongelijke behandeling werd deze broek door haar linea recta teruggebracht. Ziedend van woede sprak ze de onderstaande woorden aan het adres van het comité.
Wat moet ik hier nu mee? Geen kind van me past erin, en trouwens ik heb ook geen paard.
Ger Wolthaus-van der Meij
Uit deze praktijken werd de gevleugelde uitspraak geboren; “die heb je zeker van de H.A.R.K.?”. Dit werd gezegd als iemand een erg oud en versleten kledingstuk aan had.
Naar het museum
De gedenksteen werd na de afbraak van het oude Raadhuis bewaard op de zolder van het nieuwe raadhuis aan de Kerkstraat. Hierna heeft hij echter een zwervend bestaan geleden. Van de gemeentebedrijven aan de Kerkstraat naar de gemeentegarage aan het Noordeinde, en van het oude postkantoor naar de zolder bij de gemeentewerken aan de Katwijkerweg. Tenslotte bij de opening van het Rijnsburgs museum aan de oude Vlietweg nr. 6 is de steen tegenover de entree geplaatst, waar hij vandaag de dag nog steeds te bezichtigen is.