De brug
In de vroege ochtend van de 10e mei kregen een aantal verschillende Depot eenheden onafhankelijk van elkaar de opdracht om zich te begeven naar het Haagsche Schouw, destijds nog gelegen op Oegstgeest’s grondgebied. Duitse fallschirmjäger, afgeworpen bij vliegveld Valkenburg en Maaldrift, hadden de brug over de Rijn bezet. Met als doel de bevoorrading van de Nederlandse troepen onmogelijk te maken. De A44 en de N206 zoals we die nu kennen waren er nog niet zodat de huidige Haagsche Schouwweg nog onderdeel was van de rijksweg Amsterdam – Den Haag. In Katwijk werd de 1e Depot Afdeling van IV Dep.B.A in paraatheid gebracht en in Rijnsburg de Instructiebatterij 7 veld. Beiden werden uiteindelijk niet ingezet in de strijd om de brug bij het Haagsche Schouw.
Op de Rijnoever
De Depot eenheden bestonden grotendeels uit dienstplichtige rekruten, jonge jongens die voor hun nummer opgekomen waren en soms een opleiding van slechts zes weken achter de rug hadden. Velen van hen hadden zelfs nog nooit een wapen in hun hand gehad of ook maar een schot gelost. De 2e en 3e Sectie van 3-22 Dep.Bat. waren intussen het Haagsche Schouw genaderd, evenals eenheden van 15 Dep. Bat. Het 22e bezette de Villa Rhijnhof en het nabijgelegen gelijknamige kerkhof. Daarna werd er stelling ingenomen aan de oever van de Rijn. Duitse para’s lagen aan de overzijde en namen de Hollanders vanaf daar onder vuur.
Naar de overkant
De steenfabriek van de Ridder werd door de Nederlandse troepen ingenomen en zorgde ervoor de dat de Duitse troepen aan de andere zich moesten terugtrekken. Mannen van het 22e Dep Bat probeerde vervolgens de Rijn over te steken, maar moesten onder hevig vijandig mitrailleurvuur hun poging staken. Terwijl de Duitsers nog steeds in bezit waren van de brug probeerden het 15e Depot Bat op hun beurt met twee zolderschuiten die bij Villa Rhijnhof aangemeerd lagen naar de overkant te komen. Dit lukte en gaf de Hollanders de gelegenheid om met een omtrekkende beweging de Duitsers aan te vallen.
De herovering
Res. Majoor H. Mulder, de commandant van 22e Dep. Bat, had samen met een ordonnans de brug tot op tachtig meter genaderd. Daar werd hij door een gevluchte burger meegenomen naar de achterkant van een huis. Vandaar had Mulder goed zicht op de brug. Hij leende een karabijn van een artillerist, schoot vervolgens twee Duitse parachutisten dood, rende de brug op en schoot nog een Duitser neer. Hierna sloegen de andere Duitsers ijlings op de vlucht. De brug bij het Haagsche Schouw was hiermee op zijn bezetters heroverd. Majoor Mulder zou voor deze actie tot Ridder 4e klasse in de Militaire Willemsorde worden geslagen.
Een comité
Na de capitulatie werd er vrijwel direct een comité gevormd om een gedenkteken voor de gevallenen op te richten. De geldinzameling verliep vlot, Rijkswaterstaat en de gemeente Oegstgeest gaven toestemming voor de plek van het monument aan de Haagsche Schouwweg. Het ontwerp werd gemaakt door de Rotterdamse kunstschilder Aart Glansdorp, in de oorlogsdagen eveneens dienstplichtig militair bij de Depottroepen. Het beeldhouwwerk was van de hand van G. Hoppen en de stenen werden belangeloos ter beschikking gesteld door de heer G. Sweris, directeur van eerdergenoemde steenfabriek de Ridder. De Duitsers maakten er ook geen bezwaar tegen, zodat de Haagsche Courant op 6 november 1940 kon melden dat het monument al vrijwel klaar was.
De onthulling
Het monument werd onthuld op 26 april 1941 om 15:00 door generaal-majoor W.F.A. Hackstroh. Tijdens de plechtigheid werden toespraken gehouden door de oprichter van het comité tot oprichting van het monument, majoor F.A.J. Alofs, en de Oegstgeester wethouder T. van Egmond. Burgemeester A.J. van Gerrevink kon niet bij de onthulling aanwezig zijn, omdat de Duitsers hem inmiddels gearresteerd hadden. Medewerking werd verleend door de muziekvereniging Werkmans Wilskracht, zij brachten “Ases Tod” uit de Peer Gynt Suite van E. Grieg, gevolgd door een uitvoering van “Wilt heden nu treden” door zangkoor Ex Animo.
Wegens een verandering van de Haagsche Schouwweg en de aanleg van een rotonde halverwege de jaren negentig moest het monument ruim twintig meter verplaatst worden. Op 24 april 1995 werd met behulp van grote hijskranen het monument van zijn plaats gehaald en even verder op zijn huidige locatie weer neergezet.
Onze gevallen kameraden hadden het leven even lief als wij en zij brachten het “Vaderlandt Getrouwe” het groote offer, dat ook van ons gevraagd had kunnen worden.
Majoor F.A.J. Alofs
26 april 1941
De namen der gesneuvelden
15e depot-bataljon:
korp. H. Bamberg, dpl. C v.d. Beek,sergt. J. v.d. Ham en sergt. H.J.A. Jansen.
10e depot-bataljon:
dpl. K. Daan, W.J.A. de Graaf, J. Koper, Korp. J.A.H. Olijhoek, J. Olijmans, Sergt. W.A. v. Ommen, D. v.d. Schaft, P. v.d. Velden, M. Vergunst en J. Weber.
22e depot bataljon:
dpl. L. v. Asperen, J.J. Beekman, J. v.d. Berge, P. v.d. Berge, kapt. P.J.A. Boot, J.P. Coutziers, P. v.d. Engel, W.A. Floris, C.J. v. Halem, J.M. v. Hunnen, J.C. de Jager, Th.G. Jansen, R. Janssen, Korp. A.D. Joosten, sergt. J.H. Kennedij, C. v.d. Keulen, J. v.d. Kolk, P.H. Nouwen, J.M.P. Rademaker, A.B. v. Riet, W. v. Silfhout, A. Spruit, L. de Valk, J. v. Valk, F.A. Velderhof, A.W. Velders, A. Verbaas, P.J. Verweijen, J.G. Volgelaar, M. Voogt, A.J. v.d. Vorst, J. Vrijdag, J.A. Warner, J.A. de Wit en J. Zevenbergen.
4-II Dep. Ber. Art.:
dpl. P.C. Streur en adj.o.o. M. de Vries.
5-IV Dep. Afd. Ber. Art.:
wachtm. C.H. Pate.
Een aantal van de gesneuvelden van 10e depot-bataljon die op het monument bij het Haagsche Schouw vermeldt staan vochten mee met eenheden van 4-RI bij de strijd om het vliegveld Valkenburg. Een van hen was dienstplichtig soldaat Willem Jacobus Adrianus de Graaf uit Haarlem. Hij sneuvelde op 19 jarige leeftijd tijdens de terugtocht na afloop van de aanval op het noorden van het vliegveld naar de duinen.