De gebouwen van de bloemenveiling Flora zijn van oudsher een centraal punt in Rijnsburg. Niet alleen de plaats waar “de bloemen ter veiling worden aangebooden” maar het gold ook als het economisch hart van het dorp.
Het begin
De veiling werd opgericht in 1914 op initiatief van zeventien Rijnsburgse kwekers in Café Coster, waar in het prille begin de bloemen op het biljart geveild werden. In 1917 werd begonnen met de bouw van een echt veilinggebouw aan de Splitsing in Rijnsburg, dichtbij de tramhalte, want de kopers van buitenaf kwamen veelal met de tram. In 1922 besloot een aantal kwekers, die zich niet meer konden vinden in de organisatie van Flora, om zich af te scheiden en een eigen veilingvereniging op te richten. De naam werd Bloemenlust en aan de Oegstgeesterweg waar later garage Dijksman zich vestigde werd een eigen onderkomen gebouwd.
De Flora in bezettingstijd
Na de Duitse inval in mei 1940 werd een groot deel van de gebouwen van de veiling gevorderd door de Duitse Kriegsmarine. Het Marineverpflegungsamt Rijnsburg werd er gevestigd. Zij waren verantwoordelijk voor de distributie van levensmiddelen. Met de grote hallen en hoge deuren was Flora uitermate geschikt voor het opslaan van voorraden en ander oorlogsmateriaal. Er werd een houten schutting met prikkeldraad neergezet en bij de hoofdingang van de Flora werden wachthuisjes geplaatst. De bewaking was echter verre van waterdicht gezien een gedeelte van de veiling nog gebruikt werd voor de handel in bloemen.
In de eerste instantie werd Flora ingericht als marine depot voor voedsel en uitrustingen, maar in een later stadium van de oorlog kreeg de veiling ook nog een andere bestemming. De bezetter was speciaal geïnteresseerd in de veilinggebouwen, omdat ze een plaats zochten die groot genoeg was om onderdak te bieden aan onderdelen voor de gevreesde V1 vergeldingswapens. Deze stonden beter bekend als Hitler’s vliegende bommen, het geheime wapen van de Führer dat het oorlogstij diende te keren.
Deze raketten werden direct vanuit Duitsland per spoor aangevoerd naar het Centraal Station te Leiden. Vervolgens werden de onderdelen overgeladen op platte tramwagons en ’s nachts in het grootste geheim naar de veilinggebouwen getransporteerd. Op landgoed Duindigt in Wassenaar en op andere plaatsen rond Den Haag werden de raketten uiteindelijk geassembleerd en afgeschoten richting Engeland. Mensen die op de route naar Wassenaar woonden werden geacht de deuren van hun schuren ’s nachts open te laten zodat in het geval van een geallieerde luchtaanval het V1 personeel en de kostbare onderdelen een veilig heenkomen konden zoeken. De deuren van de schuren moesten gemarkeerd worden met wit geschilderde planken.
Ontsnapt aan explosieven
Al deze activiteiten trokken de aandacht van de Britse geheime dienst SOE (Special Operations Executive). Deze lieten de door hen gerekruteerde Nederlander Arnoldus Baatsen op 27 maart 1942 droppen vanuit een vliegtuig met als opdracht de gebouwen van de veiling te beschadigen dan wel te vernietigen. Baatsen heeft zijn opdracht echter nooit uit kunnen voeren aangezien hij bij zijn landing onmiddellijk werd gearresteerd door de SD, en de geschiedenis inging als een van de vele slachtoffers van verraad in het ‘Englandspiel’. Luitenant Arnoldus Baatsen is uiteindelijk op 7 September 1944 overleden in het concentratiekamp Mauthausen te Oostenrijk.
In de oorlogsjaren telde de gemeente Rijnsburg ongeveer vijfduizend inwoners. Over het algemeen had de Rijnsburgse bevolking weinig last van het kleine Duitse Kriegsmarine garnizoen dat de veilinggebouwen bemande. Men stond over het algemeen op goede voet met elkaar. Het waren gewone marine depottroepen bestaande uit wat oudere dienstplichtige mannen en dus verre van goedgetrainde elite soldaten of fanatieke nazi’s, alhoewel er best een aantal tussen gezeten kunnen hebben. Een samenraapsel van gewone burgers en zeelieden, voor hun nummer opgekomen en al lang blij dat ze niet aan het Oostfront lagen. De manschappen waren ondergebracht in houten barakken tegenover de hoofdingang van de veiling en de officieren vonden inkwartiering in de grotere huizen aan de Oegstgeester- en Rijnsburgerweg. De ingekwartierde manschappen leefden onder de Rijnsburgse bevolking. Zij hielpen in hun vrije tijd bijvoorbeeld mee in de kassen, of vergaapten zich aan het planten van de bollen in de kisten en de tulpen die in bloei stonden. Anderen maakten uitjes naar andere dorpen en steden in de buurt.
De dagelijkse bezigheden
De dagen werden gevuld met wachtlopen, het lossen van de binnenvaartschepen in Leiden en Katwijk en het bevoorraden van de bunkercomplexen in de duinen van Katwijk, Noordwijk en het terrein van Leeuwenhorst in Noordwijkerhout met proviand en uniformen. Dit gebeurde over het algemeen met vrachtwagens, maar ook kwam het regelmatig voor dat de Rijnsburgse bevolking in opdracht van de bezetter met paard en wagen hand- en spandiensten moest verrichten. Men kon op deze manier een extra centje bijverdienen en er vaak ook nog wat voedsel aan over houden ook. De gezinnen waren groot met als gevolg dat er dus veel hongerige monden te voeden waren.
Het was een betrekkelijk rustig bestaan voor het in Rijnsburg gestationeerde personeel, ver weg van de oorlog die de rest van Europa in zijn ban hield. De soldaten kochten bonbons bij bakkerij Leenheer in de Smidstraat en deze werden samen met andere luxe artikelen als koffie en nylonkousen massaal naar huis gestuurd, waar al vanaf het begin van de oorlog schaarste was ontstaan aan deze goederen. “Handel is Handel” werd er gezegd en onder het motto beter een gulden van een Duitser dan een kwartje van een Hollander floreerde ook de bloemenhandel in Rijnsburg. Voor de bewoners van Rijnsburg ging het dagelijks leven gewoon zijn gang, men werkte hard en bemoeide zich voor de rest weinig met de bezetter en de enkele Duitsgezinden van het dorp.
De Tweede Wereldoorlog was in economisch opzicht geen slechte tijd voor het dorp Rijnsburg. Door de inkrimping van de bollen en bloemen kweek als gevolg van Duitse voorschriften om op een deel van het teeltgebied voedsel te verbouwen, stegen de prijzen van de bloemen tot grote hoogte. De omzet van de Flora die in 1939 nog ruim 957.000 gulden was, rees in 1945 tot het voor die tijd astronomische bedrag van 4.200.000 gulden. Een deel van deze prijsstijgingen werd veroorzaakt door de toenemende inflatie. maar de cijfers geven toch een beeld van relatieve economische bloei in deze periode van wereldcrisis.
De Flora toen en nu
Van het oude veilingcomplex rest nu nog alleen de centrale hal en het twee onder een kap huisje wat links naast de ingang stond, de rest van de originele gebouwen zijn in de loop der jaren verdwenen en vervangen door verdere uitbreidingen van Flora. In 1980 sloot veiling Flora uiteindelijk definitief de deuren van de oude locatie aan de Splitsing en betrok een nieuw complex aan de Laan van Verhof. In augustus 2012 breekt er op een zaterdagnacht brand uit in het oude gedeelte van het voormalig Flora complex. En groot gedeelte wordt hierbij in de as gelegd, hierbij wordt gevreesd voor het vrijkomen van asbest. Er wordt vervolgens besloten om de gebouwen, waarin het Kriegsmarine Verpflegungsambt in de oorlogsjaren gevestigd was, met de grond gelijk te maken.
Bloemen in krantenpapier
Vader had voor de oorlog Duits geleerd. Later heeft hij daar veel plezier van gehad want hij was voorzitter van Flora en de Duitsers hadden de helft van het veilinggebouw ingepikt.
De bloemen werden toen nog in kranten verpakt en door de wind woeien er kranten naar de Duitse kant. Die gasten werden nijdig en op een gegeven moment stond er een Duitser met een getrokken geweer voor mijn vader. “En die scheisse Holländer, das ist nür muttwill en pesterij”! Vader scheet in zijn broek want voor minder schoten ze je dood, maar hij zei in het Duits: “Schreeuwen kan ik ook, en harder dan jij als het mot!”. Hij riep twee van die gasten die bloemen stonden te pakken en heeft gezegd, “Doe die deuren dicht en haal die kranten effetjes uit het prikkeldraad”.
De Duitsers wilden het liefst heel Flora hebben. Het interesseerde ze natuurlijk niks dat er bloemen werden verkocht, want die kon je niet eten. Toen zei vader: “Die mensen moeten van jullie voor de helft groente telen, maar als je ze de veiling niet laat houden hebben ze ook geen centen om groente te telen”.
Toos de Mooy-Kralt
over haar vader, oud Flora voorzitter Teun Kralt